MIJN WEG #3 – Mijn ongeluks klavertje vier

Ik herinner me nog in geuren en kleuren het eerste jaar dat ik begon met wielrennen. Ik raakte meer het asfalt met mijn eigen vel dan met mijn banden en ik slaagde er nooit in het peloton langer te volgen dan een ronde of twee. Had je me toen gezegd dat ik zes jaar later aan de start zou staan van de Brabantse Pijl, Amstel Gold Race, Waalse Pijl én Luik-Bastenaken-Luik, dan had ik je waarschijnlijk boos de rug toegekeerd en in gedachten het verwijt ‘ga met een ander lachen’ naar je hoofd gesmeten. De vrouwelijke versie van de Brabantse Pijl en LBL bestonden op dat moment zelfs nog niet en ook de Amstel zou pas enkele jaren later opnieuw het leven worden ingeroepen.

Brabantse Pijl

Als eerste stond de Brabantse Pijl op het programma. Ik kende de omgeving van Gooik wel, maar de beklimmingen en kasseien waren nieuw voor me; iets wat me altijd dat tikkeltje stress meer bezorgt. De opdracht was simpel: heel de dag zou ik onze kopvrouw schaduwen en helpen waar kon. Al van bij de start was het belangrijk om een plekje vooraan te bemachtigen. En met Pascale Jeuland als kopvrouw leek dat wel de makkelijkste en normaalste zaak van de wereld. Ze was de perfecte haas om te volgen en zo mijn kleine angst der positionering te overwinnen. Het ging zelfs zo ver dat ik haar tijdens de neutralisatie over borduren en onder afspanningstouwen volgde naar de voorste gelederen. ‘Wat ben ik hier in godsnaam aan het doen?’ dacht ik bij mezelf, maar ik kon er stiekem ook wel om lachen.

De bergzone volgde snel en al gauw werd de eerste grote schifting gemaakt. Tot mijn grote verbazing was het peloton bijna gehalveerd. Vooraan blijven bij Pascale was nu eens zo makkelijk geworden. Bij het verlaten van de bergzone voelde ik me dan ook ongelooflijk op mijn gemak. Geen geduw, geen getrek, geen geroep, geen gestress. Er heerste een sfeer van vrede in het pelotonnetje. De kasseistrook in de plaatselijke ronde lag er slecht bij, maar ook daar konden ze me weinig maken. Ik voelde me goed. Tot het noodlot voor de eerste maal toe sloeg: na een bocht draaide mijn ketting zich plots driedubbel rond mijn crank. Er was geen trappen meer aan en ik werd gedwongen van fiets te wisselen.

De volgwagen was snel ter plekke en zo kon ik na een korte achtervolging opnieuw de aansluiting met het peloton maken. In mijn oortje werd er meegedeeld dat ik onmiddelijk naar voren moest rijden. En dat was ook nodig: ik kwam namelijk aansluiten nét voor de aanvang van de kasseistrook. Ik draaide de strook vooraan op, maar al snel voelde ik mijn benen verzuren. Er zat net ietsje meer lucht in deze banden en ik was van brede 28’ers overgeschakelt naar 25’ers. De reservefiets was ik ook niet echt gewend en ik werd zo volledig door elkaar gerammeld op de slecht liggende stenen. Ik zakte compleet door, verloor zo opnieuw de voeling met het peloton en alweer werd ik tot achtervolgen gedwongen.

Ook deze keer slaagde ik er in het peloton terug te vergezellen. Maar met het ingaan van de laatste plaatselijke ronde kreeg ik opnieuw te maken met kettingproblemen, nog éénmaal slaagde ik er in dankzij de snelle hulp van mijn volgwagen om terug bij het peloton te komen, maar wanneer mijn ketting het voor de derde keer begaf op de laatste kasseistrook, besloot ik samen met mijn ploegleider om gewoon rustig binnen te bollen. En hoewel ik enorm veel materiaalpech achter de rug had, was ik toch tevreden van mijn wedstrijd. Ik had vertrouwen getankt voor de komende zware wedstrijden, althans dat dacht ik toch…

Amstel Gold Race

De dag dat ik te horen kreeg dat ik deze wedstrijd mocht rijden, was ik best emotioneel vanbinnen. Ik dacht terug aan hoe mijn koerscarrière met stukken en brokken was begonnen en was ongelooflijk trots dat ik er na hard werken en nooit opgeven van start mocht gaan. Mijn stressgehalte voor de wedstrijd was hoe dan ook enorm groot. Als afleiding liep ik als een klein kindje met grote ogen tussen de grote wielerbussen in hartje Maastricht. Ik kleurde zelfs een kleurplaat in zodat ik een Roompot-paashaas knuffeltje kon bemachtigen. En liep er stiekem zo fier als een gieter mee terug naar mij eigen teambus.

Ik had het parcours enkele weken van tevoren verkend en wist dat positionering een enorm belangrijke speler ging zijn. Iets waar ik ongelooflijk slecht in was. De deelnemerslijst had ik niet eens durven bekijken. Ik wist dat ik niet zo maar met Janneke en Mieke aan de start ging staan, integendeel. Die start zelf verliep behoorlijk rustig. Hoewel ik al meteen van de eerste gelederen doorgezakt was naar de laatsten van het pak. Zo kon ik vanuit de verte pas zien dat er meteen een mooie kopgroep de afscheiding had gemaakt met daarin een ploegmaat.

Het ideale scenario dus en al gauw leek ook het peloton vrede te nemen met de kopgroep. Nog nooit had ik de aanloop naar zo’n gigantisch zwaar parcours zo rustig meegemaakt. Ik kon mezelf enorm makkelijk vooraan posteren en verbaasde mezelf. Ik reed gewoonweg enkele kilometers lang op de eerste rij van het peloton! Ik genoot enorm en tankte vertrouwen dat ik nodig had voor mijn strijd der positionering. Maar de hel moest nog losbarsten…

Plots doken er rensters van Michelton-Scott in één ruk op en gingen als een speer naar voren. Ze trokken het peloton op sleeptouw op een licht hellend stuk en verbraken voorgoed de hemelse vrede dat er enkele seconden voordien nog boven het peloton hing. Ik zag alles van op de eerste rij gebeuren en probeerde rustig mijn plekje vooraan te behouden. Maar hoe hard ik ook op mijn pedalen zat te stampen, leek ik stil te staan en zakte ik beetje bij beetje weg. Ik snapte er niets van. Het tempo lag hoog, maar op de plaats waar ik zat en met mijn normale conditie had ik in nog geen honderd jaar mogen lossen. Ik duwde en duwde op de pedalen, maar vanuit mijn linkerbeen leek er geen reactie meer te komen.

Enkel rechts leek er nog leven in te zitten, maar op één been win je geen koers. Sterker nog, ik verloor plots de helft van mijn krachten, de helft van mijn kunnen en al helemaal: mijn moraal. Mijn linkerbeen stond op ontploffen, niet van de melkzuur nee, dat was ondertussen wel het geval bij rechts. Maar nee, links had een heel ander gevoel. Iets wat ik nog nooit had meegemaakt. Mijn been leek gewoon geen bloed meer te laten doorstromen. Ik was verloren nog voor alles goed en wel zou beginnen. Ik staakte de strijd en druipte ongetwijfeld met de grootste teleurstelling van het seizoen af naar de ploegbus. Ik had me niet kunnen testen op de manier die ik waard was.

Achteraf bleken mijn bekken gekanteld te zitten. Waarschijnlijk door de fietswissel en de kasseistrook van de Brabantse Pijl. Hierdoor had ik een enorm slechte doorstroming in mijn linkerbeen.

Waalse Pijl

Voor de Waalse Pijl was ik minder nerveus. Ik kende het parcours van vorig jaar en wist dat positionering ook hier makkelijker zou zijn en de gemoederen er in het peloton rustiger aan toegingen. Enkel mijn keel baarde me zorgen. Die was een dag na de Amstel beginnen opspelen en mijn lichaam leek te vechten tegen een verkoudheid. In tegenstelling tot de Amstel leek het peloton deze keer geen zin te hebben in een kopgroep. Er volgde van bij de start een enorm gevecht om weg te geraken, maar uiteindelijk zou het nog even duren vooraleer een groepje de vlucht zou nemen met daarin opnieuw een sterke ploegmaat.

Wat me in de Amstel wel zo goed lukte, ging hier van geen kanten. Ik kon mijn weg naar voren maar moeilijk vinden en indien het toch lukte zat ik algauw weer ergens rond te zwermen in het midden van het pak. Na ongeveer 80km zat ik opnieuw veel te ver achteraan. Door een steil stuk klim belandde ik tussen de lossende rensters en ook ikzelf bevond me stilaan in het rode. Die extra puch om door te zetten had ik niet meer. Die had mijn lichaam al gebruikt tijdens het gevecht tegen mijn verkoudheid.

Ik kwam in een gelost groepje terrecht en probeerde de gang er wat in te houden. Tot mij grote verbazing nam plots Chantal Blaak over van de renster op kop. Ik keek om me heen en zag nog enkele grotere namen. Ik kreeg opnieuw hoop om terug te keren naar het peloton, die waren immers nog niet zo ver weg. Maar de Muur van Hoei had ons al in de loeren en zou ons onverbiddelijk de aansluiting met het peloton ontzeggen. Even na de Muur werd ik dan ook tegengehouden door de groene vlag die graag zijn tocht wou verder zetten. Opnieuw was de teleurstelling enorm groot. Ik had beter gekunnen.

Luik-Bastenaken-Luik

Deze was voor mij ook nieuw. Ik keek er ongelooflijk naar uit. Hoewel ik LBL nog nooit had gereden, kende ik wel enkele klimmetjes en vele wegen in de streek. Ik had er een paar weken voordien immers nog een heerlijke stage afgewerkt. Maar de weersvoorspellingen waren minder. En ook op de ochtend zelf zag het er alles behalve goed uit. Het was ijskoud en de regen had geen zin om plaats te maken voor wat zon en warmte. Ik wist op voorhand al dat mijn opdracht der positinering enorm zou falen. Afdalingen in de regen waren namelijk niets voor mij. Ik kwam dan ook al snel achteraan het pak te zitten. Met mijn koude handen krampachtig vast op de remgrepen.

Na enkele kilometers begon ik het al ongelooflijk koud te krijgen. Mijn lichaam begon zelfs te rillen en ik raakte in een soort van hyperventilatie. Ik begon te panikeren en de energie dat mijn lichaam oh zo nodig had om me warm te houden, te gebruiken voor nutteloze paniek. Ik haat koude. Ik kan er gewoon echt niet tegen. En al snel gaven mijn benen er de brui aan. Mijn spieren waren te koud om te functioneren. Alweer moest ik met mijn kop de grond in teleurgesteld de ploegbus opzoeken. Mentaal was dit een slag te veel.

De week er na werd ik ziek, ik was verkouden en had nood aan rust, mentale rust. Om mee te doen op het hoogste niveau moet alles meezitten, alles. En ook mentaal moet je ongelooflijk sterk in je schoenen staan. Ik heb opnieuw enorm veel bijgeleerd en die ervaringen pakken ze mij niet meer af. Maar volgend jaar wil ik oh zo graag bewijzen dat ik het daar wel kan. En is het niet volgend jaar, dan zeker wel in één van de volgende.

Want liefste Ardennen klassiekers, ik kom terug!

Lees ook...