MIJN WEG #2 – Voeding, positionering, mentaal

Setmana Ciclista Valenciana (21-24/02/2019)

Ik sloot de deur van de auto en volgde de mensenstroom richting ingang van de luchthaven. Mijn eerste wedstrijd van het seizoen was nu ongelooflijk dichtbij. En zoals elk jaar bracht die eerste veel vragen en twijfels met zich mee. ‘Ga ik wel goed genoeg zijn?’ – ‘Heb ik wel hard genoeg getraind?’ – ‘Had ik niet beter dit of net dat gedaan?’

Abrupt werd ik uit mijn zoveelste dagdroom gehaald door de beltoon van mijn gsm. ‘Michel Geerinck’ verscheen op het schermpje, mijn trainer. Alsof hij wist dat ik in mijn achterhoofd alleen nog maar bezig was met de wedstrijd van morgen. ‘Ben je er klaar voor?’ vroeg hij. Uit mijn antwoord kon hij duidelijk afleiden dat ik met een grote portie stress zat. ‘Als je zo dadelijk in het vliegtuig zit, probeer je drie doelen op te schrijven. Doelen die niet per se resultaten hoeven te zijn.’

Met die gedachte stapte ik het vliegtuig in. Tijdens de lessen godsdienst of Nederlands vond ik zulke denkopdrachten altijd vreselijk. Zelfreflectie was nooit mijn sterkste vak geweest. Maar deze keer ging het van zelf. Ik opende de app ‘Notities’ in mijn telefoon en typte zonder al te veel moeite meteen drie doelen uit.

Voeding was de eerste. Doorheen de winterperiode was ik mijn lichaam op vlak van voeding beter beginnen leren kennen. Ik leerde welke soort voeding ik wanneer nodig had en probeerde op training mijn lichaam tijdig de nodige brandstof te geven. Tot verbazing van mijn metgezellen op de fiets die me de vraag stelden: ‘Ben jij nu weeral aan het eten?’. Ik moest, want het beestje ‘hongerklop’ lag namelijk al-tijd op de loer om me razendsnel mijn energie te ontnemen. Ik verbrand namelijk ongelooflijk snel. Het was dus noodzakelijk om juist en voldoende voor, tijdens en na de aankomende wedstrijden te eten en drinken.

Als tweede punt noteerde ik positionering. Iets waar ik zeker in het begin van het seizoen vaak moeite mee had. Maar wat ook cruciaal was in een peloton van 170 rensters, zeker op punten waar klimmetjes startten.

Als laatste was het mentale aspect van groot belang. Ik verplichtte mezelf om in mezelf te geloven en niet te twijfelen. Stress was een gevaarlijke klant, maar onzekerheid en geen vertrouwen hebben in jezelf leken me nog riskanter. Daar moest ik dus zeker aan gaan werken.

Eens aangekomen in het rennershotel prikkelde de typische sfeer die er hing mijn koerssensoren. Je kan dan plots in je lelijkste joggingbroek de eetruimte binnen zonder aangegaapt te worden. Je herkent de geur van massageolie op de gangen en overal lopen verzorgers en mekaniekers hard in de weer om alles op tijd klaar te hebben. De koers kon beginnen.

Voor de start van de eerste rit herhaalde ik de drie doelen voor mezelf. Voeding, positionering, mentaal. Voeding, positionering, mentaal. Ik probeerde er een of ander ritme in te leggen. Voeding, positionering, mentaal. Het startschot schoot mijn seizoen officieel in gang. Voeding, positionering, mentaal. Ik klikte mijn rechtervoet in de pedaal en bracht mijn fiets zo in beweging richting zijn eerste wedstrijdkilometers.

Ik schrok van het gigantische pak dat gehoorzamend achter de wagen met het rode vlaggetje bleef rijden. Mentaal meteen mijn eerste opdracht: me niet laten afschrikken door het grote peloton. Kilometer per kilometer kon ik mijn vertrouwen terugwinnen en schoof ik op naar de voorste gelederen van het peloton. Na opnieuw een gevecht naar voren langs de zijkant van het pak bevond ik me op de allereerste rij met mijn neus in de wind. Het voelde goed aan, relaxt. Ik kon een slok nemen van mijn bidon en kon rustig aflezen van de bevestigde tape op mijn stuur hoeveel kilometer het nog was tot de eerste klim.

Al die rust werd plots verstoord door een renster die langs het kantje aan de linkerkant kwam opgeschoven. Nu ja, ik zag geen gevaar, ze reed immers meer dan een meter van mij. Maar wanneer plots enkele rensters op haar begonnen te tieren, rinkelde mijn alarmbel. Nog voor ik goed en wel kon waarnemen wat er links van mij precies aan het gebeuren was, schoof er een fiets zonder renster dwars voor mijn wielen. Ik kon geen kant meer op. Ik werd onderuit gehaald op wat een van de meest veilige plekken van het peloton hoorde te zijn.

Ik kwam met een harde smak op het asfalt neer. Mijn armstukken vingen de risico’s voor schaafwonden op, maar de harde aanraking tussen de linkerkant van mijn bekken en de harde ondergrond kwam minder aangenaam aan. Er ging een pijnscheut door gans mijn lichaam. Toch schoot ik als de bliksem weer recht -mijn vierdaagse mocht en kon hier nog niet ten einde komen- en ik greep naar mijn fiets. Ik probeerde mijn ketting er terug op te leggen maar mijn wiel bleek geblokkeerd te zitten.

Ik had tot op dat moment nog geen één maal rond om me gekeken. Pas toen ik ondervond dat ik mijn fiets zelf niet meer aan de praat zou krijgen, gingen mijn ogen op zoek naar de volgwagen die net op dat moment naar me toe kwam gereden. Tot op de dag van vandaag herinner ik me niets meer van wat er toen allemaal gebeurd was op die plek. Ik herinner me enkel wat bidons verspreidt op de grond en volgwagens op zoek naar hun rensters. Ik was nog nooit zo gefocust geweest op mezelf.

Ik bleef ook verbazend kalm, mijn ervaring in de Lotto Belgium Tour van vorig jaar, waar ik tot enkele keren toe op achtervolgen werd aangezet door pech, hielp me daar zeker bij. Enkele minuten na de val kon ik terug de fiets op. De volgwagen nam me mee op sleeptouw en bracht me in één trek terug naar het peloton. Dit voelde aan als een persoonlijk recordje ‘terugkeren’ en was mentaal een opsteker na de valpartij van net.

De lichamelijke schade leek op het eerste zicht mee te vallen. Maar bij de aanvang van de eerste klim begon ik alsnog pijn te waarnemen. De harde klap op de zijkant van mijn bekken bracht een drukkend gevoel in mijn onderrug met zich mee. Ik probeerde te focussen op de klim maar de pijn nam als een gemene sluipende duivel de bovenhand. Op de top van de eerste klim kon ik de aansluiting met het peloton behouden, maar bij de tweede beklimming moest ik de uitgedunde groep tot mijn grote spijt laten gaan.

Ik probeerde me aan mijn derde punt te houden en liet het mentaal niet aan mijn hoofd komen. Er volgden immers nog drie nieuwe dagen en dus drie nieuwe kansen.

De tweede rit was er vooral eentje waarin ik opnieuw het vertrouwen in het peloton moest zoeken. Door die val was er opnieuw een soort van angst ingeslopen. Pas in de massaspurt durfde ik opnieuw de knop volledig om te draaien. De dosis adrenaline dat door mijn lijf gierde door de gevaarlijke passages en het gedrum dat van alle kanten kwam, deed me minder nadenken over de gevaren en meer focussen op wat ik van binnen het liefste wou: vooraan eindigen.

Op de derde dag gingen de monden alleen maar over de verrassend steile finale, namelijk: de beklimming van de befaamde Xorret De Catì, een klim van buiten categorie van vier kilometer met een gemiddelde van 12% en stukken die opliepen tot 22%. Grappen als ‘Neem je mijn wandelschoenen mee naar de voet van de beklimming?’ namen wat stress weg. De meesten leken namelijk met een bang hartje richting de klim te gaan.

Het peloton brak op de voorafgaande klim van zeven kilometer in twee stukken. Ondanks dat ik in de tweede groep voor plek 70 was verzeild geraakt, bleef ik mijn drie doelen opvallend goed onder controle houden. Ik at en dronk goed, probeerde me vooraan te houden en keek stiekem zelfs uit naar de steile klim die ons nog te wachten stond. Eenmaal aan de voet ging ieder zijn eigen weg. Ik probeerde me bij de eersten te houden en zocht dan naar een eigen ritme -voor zo goed je dat nog kon op de steile stukken-.

Ik herinnerde me Lawrence Naesen die me aanraadde op een steile klim op stage in Spanje om meters te maken door van links naar rechts en van rechts naar links te rijden. Zo kon je iets meer snelheid en trapritme behouden. Ik volgde de tip zorgvuldig op en baande me een weg naar boven. Ik zag een bordje dat nog twee kilometer aangaf. Niets vermoedend probeerde ik mijn tempo aan te houden en mezelf niet op te blazen. Het was immers nog twee kilometer klimmen. En al vond ik dat die klim enorm traag vooruit bleek te gaan, ik stond er niet bij stil, het was immers een enorm steil ding.

Plots zag ik traag om de steile hoek een boog verschijnen. Ik keek verbaasd naast mij en vroeg de renster in mijn wiel of we al op de top van de klim waren. ‘Yes!’ was het antwoord. Bleken die bordjes langs de weg niet de top van de klim, maar de finish aan te duiden. In alle steilheid had ik het woord ‘meta’ niet zien staan. Pas toen besefte ik hoe hard het mentale aspect meespeelt in het wielrennen. Die klim was niet plots korter geworden, ik verwachtte hem gewoon langer. Al bij al was het een win-win situatie. Een mentale boost die me regelrecht de laatste meters van de zware etappe induwde.

De laatste etappe had ik een totale offday. Eigenlijk startte die al de avond voordien. Ik kreeg met moeite mijn avondeten nog binnen. Mijn ploegmaat Daniela zag dat en legde me uit dat dat meestal het teken was dat je lichaam moe was. En dat merkte ik ook. Het draaide niet meer soepel en de pijn in de rug nam opnieuw de bovenhand. Ik verplichtte mezelf de wedstrijd uit te rijden en te blijven drinken en eten. Eenmaal over de finish gebold, was ik blij dat het er op zat.

Ik had mijn eerste rittenkoers van het jaar tot een goed einde kunnen brengen met ups en downs. Maar ik had vooral geleerd dat mijn drie doelen die ik voor deze wedstrijd had opgeschreven, wel eens de drie doelen van mijn ganse seizoen zouden kunnen worden. Want zonder deze drie kan je niet verder in koers.

Voeding, positionering, mentaal.

Foto’s met dank aan: Anton Vos, Velofocus, Ciclismo Levante, Patrice Fouques en Irene Morales

Lees ook...