Mijn Belgisch Kampioenschap

Dit jaar keek ik voor de eerste keer niet echt uit naar het Belgisch Kampioenschap. Het parcours in Gent zou niet selectief genoeg zijn en alles zou toch weer uitdraaien op een massaspurt zoals de voorbije weken. Iets waar ik stilletjes aan genoeg van had en bovenal: simpelweg niets voor mij.

Dat maakte wel dat ik met minder stress dan andere jaren de dag kon beginnen. Mijn ontbijt ging vlot binnen (misschien ook wel dankzij het menselijke startuur) en ik voelde me klaar om de taak uit te voeren die ik tijdens de bespreking in de ploegbus had gekregen. De opdracht was vrij simpel: onze rapste vrouw Kelly Druyts in een zo fris mogelijke staat naar de meet brengen.

De start weerklonk in het hartje van Gent en ik trok me met de laatsten mee op gang. Vlot ging dat niet echt. Mijn rechtervoet vond niet meteen de aansluiting met mijn klikpedaal en dus nam ik even de tijd om alsnog de bevestigende ‘klik’ te horen, en zo mijn weg te kunnen verder zetten richting het peloton dat al op enkele meters van mij verwijderd was. Ik voelde alle ogen van het publiek op mij gericht en ook de organisatiewagen achter mij leek ongeduldig te worden. Ik lachte openlijk met mezelf om mijn geklungel, maar stiekem vooral ook om duidelijk te maken dat dit ‘normaal wel vlotter gaat’ en ik trok me dan zo snel mogelijk op gang. Dat begint hier al goed, dacht ik bij mezelf.

De aanloop naar het plaatselijke parcours was er eentje met weinig beleving. Iedereen leek te wachten op het indraaien van hét parcours, maar ook de eerste halve ronde viel dat tegen. Ik nam van de rustige beginfase gebruik om het rondje voor de eerste maal te verkennen. De ene na de andere bocht volgde zich op en hier en daar zaten toch wat punten waar je attent moest blijven. Van de eerste brug maakte ik gebruik om naar voren op te schuiven en mijn benen kort te testen op frisheid. ‘Dat zit wel goed,’ dacht ik bij mezelf, en ik trok me op aan de gedachte dat het parcours nog wel wat bruggen bevatte.

Iets voorbij halfweg het eerste rondje zonderde zich voor het eerst een kopgroep af van het peloton. Ik bestudeerde de truitjes aandachtig en merkte ook een truitje van Doltcini-Van Eyck op. Via de donker blauwe helm leidde ik af dat het Jesse Vandenbulcke was, die inderdaad de taak had gekregen om te reageren op aanvalspogingen. Vlak voor het opdraaien van de tweede brug kwam er een tegenaanval. Ik kon alles vanop de eerste rij volgen en sprong met een reflex meteen mee op het wiel. Via het oortje hoorde ik de bevestiging van Kelly Druyts die me inderdaad aanmaande om mee te springen.

Overnemen van mijn twee metgezellen kon ik nog niet, aangezien Jesse in de voorste gelederen zat. Maar toch duurde het niet lang voor we bij de ontsnapte rensters kwamen aansluiten. Tot mijn verbazing reageerde het peloton niet en liet het zo een groep van twaalf rensters begaan. Achteraf gezien de grootste fout dat het peloton kon en zou maken. Ik begaf me voorzichtig mee in de draaiende beweging die de kopgroep maakte en ging zo elke renster af om te kijken wie de dapperen waren die al zo vroeg in de wedstrijd hun kaarten op tafel durfden gooien.

Mogen we doorrijden?’ vroeg ik aan Jesse, die met net dezelfde vraag zat. ‘Ik weet het nog niet, we rijden rustig mee tot we Franky (ploegleider) langs de kant zien of contact kunnen maken met de volgwagen.’ De volgwagen met ploegleider Marc Bracke in was inmiddels al te ver verwijderd van onze groep waardoor we geen connectie meer hadden via de oortjes. De motard met het gekende krijtbordje voor de voorsprong kwam naast ons rijden. 50” stond er genoteerd.

Even later draaiden we voor de tweede maal de finish op. Een u-bocht vlak na de lijn zorgde er voor dat we opnieuw oogcontact konden maken met het peloton. Bij het kruisen zocht ik in de bende naar het gezicht van Kelly. Ik stak mijn duim op en draaide hem naar boven, om hem vervolgens naar onderen te draaien. Kelly begreep meteen wat ik bedoelde en stak bevestigend haar duim omhoog: meedraaien! We hadden Kelly namelijk in de spreekwoordelijke zetel gezet. Ook Jesse zocht bevestiging en kon visueel contact maken met de volgwagen. Ploegleider Marc stak zijn duim op: rijden!

In de kopgroep voelden we elkaar goed aan en we draaiden al snel een voorsprong van twee minuten bij elkaar. Ik voelde me goed en had wel zin in een dagje in de ontsnapping. De massaspurt die er zat aan te komen was toch niets voor mij, dus kon ik me beter hier maar even tonen en er het beste van maken. Zelfs toen de bordjesman (eigenlijk was het een vrouw) met drie minuten kwam aanrijden en even later zelfs een vier op het bordje noteerde, ging ik er nog steeds van uit dat we wel zouden terug gehaald worden door een hongerig peloton.

Ondertussen waren de volgwagens, waaronder ook de onze, komen aansluiten. Er werd zelfs een tweede wedstrijdwagen met rode vlag de baan op gestuurd om het peloton van de nodige veiligheid te kunnen blijven voorzien. ‘We hebben zo te zien echt wel héél veel voorsprong,’ dacht ik bij mezelf, maar het massaspurt-scenario was niet uit mijn gedachten weg te slaan. Bij het ingaan van de vierde laatste ronde (met nog zo’n 65km te gaan) vroeg Jesse me naar de volgwagen te gaan.

Ik liet me afzakken naar de laatste plaats in het geoliede groepje en stak mijn hand op. ‘Jesse gaat aanvallen op de tweede brug. Als je in het wiel zit van Julie Van De Velde of Anne-Sophie Duyck ben je sowieso ook mee.’ gaf Marc me aan als instructie. Ik nam een gekoelde bidon en sloot opnieuw aan bij de groep. Mijn buik krimpte wat in elkaar. Ik wist wat er zo dadelijk ging gebeuren en dat bracht de nodige spanning in me teweeg. ‘Is dit niet redelijk vroeg?’ spookte er in mijn gedachten rond. Maar Marc wist perfect waar hij mee bezig was.

De brug naderde, ik zocht het wiel van Julie en wachtte in spanning af tot Jesse met volle kracht op haar pedalen ging staan. ‘Nu Jesse!’ hoorde ik in mijn oortje. Verbaasde gezichten keken Jesse’s kant op en al snel reageerde Julie op de aanval. Ik greep haar wiel en volgde haar mee richting Jesse. Het steekspel was begonnen en om de beurten vielen Jesse en ik aan. Op de laatste brug richting meet kon ik even een gat slaan, maar ook daar kwam de groep terug aansluiten. Enkele rensters moesten door ons steekspel de kopgroep laten begaan. Andere keken ons niet al te blij aan en bezorgden ons de nodige woorden.

Doltcini heeft de kopgroep kapot gemaakt’, ‘het draait niet meer’, ‘waarom was dat nu nodig?’ Ik begon me dezelfde vraag te stellen wanneer ik merkte dat de voordien o zo geoliede machine voor geen meter meer ronddraaide. Niemand leek opgezet met ons plannetje en leek nog liever terug genomen te worden door het peloton, dan nog een meter kopwerk te doen. Ook Julie en Anne-Sophie hielden zich in de schaduw achteraan. Maar ook Jesse en ik hadden ondertussen de opdracht gekregen om niet meer vol mee te draaien. Onze kopvrouw Kelly Druyts was immers op komst met een klein groepje.

Op de een of andere manier waren het toch Jesse en ik die vooral de kopbeurten op zich namen met nog een paar gemotiveerde enkelingen. Maar echt draaien deed het pas opnieuw met nog een goeie twee ronden te gaan, wanneer de gemoederen wat waren gaan liggen. Bij het ingaan van de voorlaatste ronde op de Watersportbaan sprak Marc ons toe via het oortje, het publiek juichend op de achtergrond: ‘Dames, geniet hier van hé. Dit is kippenvel.’ Ik keek rond mij en begon automatisch te glimlachen. Hier en daar werd mijn naam luid mijn richting in geroepen. Ik begon stilaan te beseffen in welke situatie ik was beland.

Ondertussen waren de motards met camera’s ons in de wedstrijd komen vergezellen en ik merkte het herkenbare geluid van de televisiehelikopter op boven onze helmen. Ik begon stiekem te dagdromen en dacht aan al de mensen uit mijn dichte omgeving die nu waarschijnlijk vol trots aan hun televisiescherm gekluisterd zaten. Ik dacht aan mijn oma en hoopte dat ik duidelijk genoeg had uitgelegd op welke televisiezender ze alles live kon volgen. Maar veel tijd om na te denken had ik niet. Deel twee van Marc’s plan zat er aan te komen: dé finale.

Via de oortjes vernam ik dat we opnieuw het plan van twee ronden geleden zouden doorvoeren op de brug. Gefocust zocht ik opnieuw het wiel van Julie op en luisterde ik aandachtig naar Marc die op het gepaste moment ‘NU!’ door de oortjes riep. Jesse ging van kop af aan vol in de aanval en Julie reageerde als de bliksem op haar versnelling. Opnieuw bracht ze me tot bij Jesse, maar deze keer nam ze vol over. Ik keek achterom en zag een gat. Enkel Anne-Sophie had nog de aansluiting kunnen maken. Vol overgave probeerde ook ik over te nemen. Maar ik voelde dat ik even moest bekomen van de inspanning en zocht snel terug een wiel op.

Achterom kijken deed ik niet meer. Het was alles of niets. Met z’n vieren draaiden we vol rond. Nog steeds besefte ik niet wat er gaande was. De bordjesvrouw kwam naast ons rijden en toonde een voorsprong van 15 seconden. We reden de Watersportbaan op en ik hoorde de bel van de laatste ronde rinkelen. Mijn supporters langs de kant werden gek. Ze schreeuwden hun longen uit en riepen me de laatste woorden moed in. Ik zat in dé finale van het Belgisch Kampioenschap.

Aan de overzijde van de Watersportbaan, tussen de dranghekken en de mensen door, zag ik de overige rensters van onze kopgroep passeren. Ze leken geen bedreiging meer te vormen en het gevecht voor de Belgische driekleur moest dus tussen ons vier worden uitgevochten. Zo fris ik me de voorbijgaande ronden voelde, zo kapot zat ik in die laatste ronde. De spanning was te snijden en ik wist dat het een steekspel ging worden. Anne-Sophie en Julie zagen een spurt immers niet zitten, aangezien mijn ploeggenote aan de meet in theorie de snelste benen had.

Julie begon zacht te versnellen richting een brug en ik voelde aan haar gedragingen dat ze vanuit de volgwagen mee kreeg hier aan te vallen. Mijn gevoel zat juist en ik kon zo razendsnel reageren op haar aanvalspoging. Ik voelde het in alle hoeken kraken, maar ik beet me vast op haar wiel en gaf geen meter prijs. Ik keek naar de cijfertjes op mijn Garmin en begon kilometer per kilometer af te tellen. Ik had nog nooit zoveel spanning gevoeld en mijn benen stonden op ontploffen.

Ook Jesse en Anne-Sophie probeerden hun kansen te gaan, en ook ik werd vanuit de volgwagen opgedragen te demarreren. Ik schudde voorzichtig ‘nee’ met mijn hoofd ook al wist ik dat Marc dat vanuit zijn positie niet zou zien. Maar praten via de communicatie ging niet meer. Ik zat kapot. Mijn benen wouden niet, maar toch probeerde ik al zittend een versnelling te plaatsen. Met weinig effect. Ik zette me op kop en probeerde nog zoveel mogelijk uit mijn benen te halen om het tempo in de groep niet te laten zakken. Ik wist dat Jesse nu wel héél veel kans maakte en probeerde haar zo goed mogelijk nog te helpen.

Bij een zoveelste aanvalspoging kraakte ik voor het eerst volledig. Ik verloor enkele meters op het drietal. Marc moedigde me aan alles te blijven geven. En ik zag het gat opnieuw kleiner worden en sloot na wat harken aan. Meteen zette ik me op kop om het tempo te behouden. Ik had namelijk geen idee van wat onze voorsprong was op de achtervolgende groep en de angst dat die groep ons opnieuw zou inhalen, zat er ergens nog altijd in.

De finish was nu echt niet ver meer en ik zat in zo’n roes dat ik niet meer besefte wat er allemaal gaande was. Ik merkte geen camera’s meer op. Het helikoptergeluid dat ik anders zo aanwezig hoorde, was verdwenen. De mensen langs de kant waren één waas en het enige dat nog in mij omging was de koerssituatie, de pijn in mijn benen en het geluid van mijn oortje. Ik draaide op kop de bocht richting laatste brug in. Ik wist dat ook hier nog iemand voor de aanval ging kiezen en keek zenuwachtig achterom om niet verrast te worden.

Verschillende klikgeluiden en een ‘ja!’ in het oortje maakte me er attent op dat die aanval inderdaad werd ingezet. Ik haalde alles uit de kan om niet opnieuw een gat te moeten laten vallen, maar de kan was zo goed als leeg en voor het eerst voelde ik gelatenheid. Het podium was weggereden. Maar niet voor Marc. Die maande me opnieuw aan alles te blijven geven, en ik zocht de laatste restjes energie die mijn benen nog in zich hadden. Het drietal draaide de laatste rechte lijn op en ik kwam bijna opnieuw aansluiten.

Maar op enkele luttele meters trok Jesse zich vol in gang. De spurt was ingezet en ik kon de aansluiting niet meer maken. Ik begaf me op de laatste 500 meter van mijn BK en was op weg naar een vierde plaats. Vol spanning keek ik naar het drietal dat voor de trui aan het spurten was. Ik zocht nog naar mijn communicatie maar vond de knop niet meer om Jesse nog een paar laatste woorden toe te schreeuwen. Ik wachtte op twee armen die vol de lucht in gingen, maar ik zag er maar één en kon niet meteen afleiden van wie. Tot ik luid de naam ‘Jesse Vandenbulcke’ door de boxen hoorde knallen.

Ik kon mijn oren niet geloven. We hadden het gewoon klaargespeeld. We hadden de Belgische titel! Vol ongeloof en zonder besef van wat er zonet allemaal gebeurd was, barstte ik in tranen uit en zocht ik Jesse op. Gewoonweg Belgisch Kampioen.

Tot op vandaag kan ik nog steeds niet goed vatten wat er die dag allemaal is gebeurd. Het ging namelijk een massaspurt worden, toch?

DANKWOORD

Ik zou graag een dankwoord uitbrengen aan verschillende mensen. Een vierde plaats lijkt misschien de meest ondankbare plaats, maar ik zou er zo opnieuw voor tekenen.

Eerst en vooral Marc Bracke en de ganse kern medewerkers en sponsors van Doltcini-Van Eyck voor het vertrouwen dat ze ondertussen al drie jaar in mij hebben. Zonder dit vertrouwen en de perfecte begeleiding tijdens het BK had dit niet mogelijk geweest. Ik kom van heel ver, maar Marc geloofde vanaf het begin in mij.

Mijn ploeggenoten voor het mooie teamwerk, de steun en de vriendschap. En natuurlijk Jesse om die geweldige trui te nemen en de oprechte dankbaarheid die ze had voor mijn werk.

Mijn trainer Michel Geerinck van 360-Sports voor de perfecte begeleiding en tijd die hij maakt voor mij.

Mijn Mental Coach Koen De Carne voor de mentale steun die ik enorm waardeer en zijn effect heeft.

Mijn kinesist Sven De Cock voor zijn tijd en magische handen.

Mijn geweldige masseurs Tim De Doncker en Matthias Ongena om mijn benen onder handen te nemen.

Mijn ouders om het feit dat ze elke dag voor me klaar staan en ze me altijd steunen, net zoals mijn lieve familie en vrienden.

En mijn lieve schat Stijn, want zonder hem zou ik nooit gestaan hebben waar ik nu sta.

Ook bedankt aan al mijn geweldige supporters, jullie maken het fietsen eens zo leuk. Ik heb enorm genoten van al jullie lieve berichten en waardering.

Dat de toekomst nog veel van deze mooie momenten met zich mee mag brengen! Tot snel,

Miek

Lees ook...