Mijn voorjaar #2 – Accepteer het oncontroleerbare

Het zijn al enkele drukke koersweken geweest. Veel tijd om wat neer te pennen had ik dus helaas niet. Daarom schreef ik deze recap met telkens een korte samenvatting van mijn afgelopen wedstrijden.  

 

Danilith Nokere Koerse 

Na mijn negende plaats in le Samyn trok ik met wat meer zelfvertrouwen naar Danilith Nokere Koerse. Met opnieuw heel wat kilometers aan kasseien was ik benieuwd of ik ook daar m’n vrouwtje kon staan. Op weg naar de eerste plaatselijke ronde spatte het peloton voor een eerste keer uit elkaar. De benen voelden nog goed en ik overleefde de ‘eerste selectie’.  

 

Maar niet veel later ontplofte de boel opnieuw tijdens de eerste plaatselijke ronde. Ik begon als een klein meisje verbaasd rond me heen te kijken en zag enkel nog maar grote namen. Van het peloton bleef niet veel meer over, een groep van een goede 40 rensters kleurde nog de kop van de wedstrijd. En dat voelden m’n benen ook. Geen seconde viel het stil en de ene renster na de andere probeerde in de aanval te trekken. Het was harken, bijten en puffen. Ik bengelde achteraan de groep hopend op een moment van bezinning. Die ronde à bloc had er namelijk enorm ingehakt. 

 

Bij het ingaan van de laatste ronde wist ik hoelaat het was. De recuperatiestukken tussen de kasseistroken waren zo miniem dat mijn benen amper hadden kunnen bekomen. Op de kasseien van de Lange Ast besloot Lotte Kopecky niet langer meer te wachten en trok ze in de aanval. Ik ben een enorme fan van Lotte, maar dat betekende ook wel meteen de doodsteek voor mijn verzuurde benen. De Lange Ast leek eindeloos te duren en ik kon het gat dat een renster voor mij liet vallen niet meer overbruggen. Teleurgesteld, maar vooral stikkapot moest ik het elitegroepje laten rijden op 10 kilometer van de eindstreep en bolde ik uiteindelijk als 39ste over de finish op Nokereberg. 

Tour de Normandie 

Tour de Normandie, een nieuw rondje in het Noorden van Frankrijk. Ik had er enorm veel zin in. De drie etappes waren op mijn lijf geschreven: vlak tot heuvelachtig met hier en daar enkele pittige hellinkjes die de koers lastig genoeg maakte om mijn sprint in een uitgedund peloton boven te halen. Althans dat dacht ik toch. 

 

De eerste rit werd op gang gefloten en al snel merkte ik dat het niet het vertrouwde, stuurvaste peloton van weleer was. Het was dan ook niet lang wachten voor er een eerste keer wat rensters tegen de grond gingen. Na zo’n 40 kilometer kon ik maar net een nieuwe valpartij ontwijken. Maar de renster achter mij werd wel geraakt en zo tikte haar voorwiel nog even mijn derailleur aan. Tevergeefs probeerde ik te schakelen en met mijn voet tegen mijn derailleur te tikken, maar het ding gaf geen kick meer.  

 

“Fietswissel Mieke, fietswissel Mieke!” riep ik door het oortje. “We komen eraan!” weerklonk het meteen vanuit de volgwagen. Mijn Garmin nam ik van m’n stuur en stak ik alvast in m’n achterzak, en nog even probeerde ik de belangrijke punten die ik op mijn stuurpen had geplakt te memoriseren. De fietswissel verliep vlot en ik trok me terug op gang richting peloton. 

 

Ik besefte dat de eerste bergsprint van de dag er al heel snel zat aan te komen en probeerde zo snel mogelijk terug een weg te zoeken naar het peloton. Maar dat ging aanzienlijk moeilijker dan ik had verwacht. Al puffend maakte ik na enkele minuten opnieuw de aansluiting de staart van de groep. Veel tijd om op te schuiven voor de eerste helling had ik niet meer. Al harkend trok ik mezelf richting top van het eerste klimmetje. “Dat zal nog zo moeizaam gaan door de inspanning die ik had gedaan om terug te komen,” dacht ik bij mezelf. 

 

Maar ook bij de tweede klim liep het niet zoals ik wou. Mijn benen liepen meteen vol zuur en opnieuw kwam ik redelijk op mijn limiet bij de top. “Amai hoe hard rijden die hier!” dacht ik bij mezelf. Even later zocht ik ook Belgische renster op om mijn gedachten uit te wisselen. “Ze rijden rap he, of ligt het aan mij?” Margot Vanpachtenbeke sprak me niet meteen tegen maar bevestigde mijn gevoel ook niet echt: “Ghohja, het is vooral nerveus koersen vind ik!”. 

 

Op het laatste knikje op drie kilometer van de meet liet ik het peloton lopen. Hoe sterk ik me de afgelopen wedstrijden voelde, hoe waanzinnig slecht het nu ging. Het verschil was groot, té groot. Ik zou hier net frisser moeten kunnen rondrijden dan tijdens die zwaardere klassiekers. Er klopte iets niet, mijn lichaam en vooral mijn benen wouden niet meer mee. 

 

’s Avonds tijdens een check-up in het hotel werd mijn rug als dader aangeduid. Maar helaas was de blokkade te groot om meteen te verhelpen. De twee volgende ritten wist ik dus dat het een kwestie van overleven ging worden in plaats van een mooi resultaat neer te zetten. Zo goed als mogelijk probeerde ik m’n ploegmaatje Kristyna nog te helpen, maar een eerste DNF van het seizoen werd helaas achter mijn naam gezet op dag drie. 

Classic Brugge-De Panne 

Het was alle hens aan dek om die geblokkeerde rug weer zo normaal mogelijk te krijgen richting mijn thuiswedstrijd: Classic Brugge-De Panne. Na twee intensieve behandelingen zouden m’n benen weer de normale doorbloeding van voorheen moeten hebben. Maar gerust stond ik zeker niet aan de start. Ik had geen idee of de blokkade effectief 100% verdwenen was én, er stond wind, heel veel wind.  

 

Dat de Moeren een hoofdrol gingen spelen stond absoluut vast. Maar nog voor we die Moeren mochten betreden had ik al twee keer de typisch betonnen ondergrond van dichtbij gezien. Tweemaal ging het om een massale valpartij waarbij ik nog 2 seconden dacht ervan onderuit te kunnen muizen, maar waar dan één of andere fiets mij toch nog bij mijn nekvel kon grijpen en me mee tegen de vleeshoop aansmeet.  

 

Gelukkig tweemaal zonder erg. Maar na twee toch wel pittige achtervolgingen en de zorgen rond mijn rug, sloot ik opnieuw aan bij het peloton met heel wat twijfels. Bij het binnenrijden van De Panne probeerde ik toch even van de kilometers over mijn gekende trainingswegen te genieten. Ik wist dat we na de eerste passage over de finishlijn enkele bochten zouden voorgeschoteld krijgen en besloot mijn stoute schoenen aan te trekken. “Veel heb ik toch niet meer te verliezen,” dacht ik bij mezelf en ik trok in de aanval.  

 

De ene bocht na de andere bracht me dichter en dichter bij de televisiemotor die dit duidelijk niet had zien aankomen. Net op tijd kon hij volle gas vertrekken richting Koninklijke Baan. Langs de tramsporen heen en het restaurant waar ik vroeger 7 jaar lang als jobstudente werkte, trok ik Koksijde Bad solo door. Ik genoot ervan. Hier had ik immers ooit m’n eerste koersfietsje gekocht, m’n eerste trainingen gedaan en vooral de liefde voor de fiets ontdekt. 

 

Heel lang duurde mijn solo aanval niet, net voor het opdraaien richting de duinen werd ik opnieuw opgeslorpt door een peloton dat enorme vaart had gezet naar de bocht. De eerste passage in de Moeren was er meteen boenk op. Ik kon een zoveelste valpartij vlak voor me maar nipt ontwijken. Meteen begon ik terug stevig op mijn pedalen te duwen maar er tikte nog net iemand mijn achterwiel al vallend aan waardoor ik in een (al zeg ik het zelf) prachtige zwierbeweging met mijn ene been uitgeklikt al balancerend toch nog wist recht te blijven. Ik nam nog een seconde de tijd om verbaasd (lees: boos) achterom te kijken en probeerde een tweede maal richting peloton te fietsen. Dat ik de Moeren zou ingaan in een verloren positie was toen al een feit. 

 

Je kent dat typische beeld wel, die prachtige waaiers in een open landschap. Wel, ik kan je zeggen dat het vanop de fiets in één van de laatste groepen, er niet zo heel mooi uitziet. Het was overleven, vechten, harken en vooral heel hard duwen op die pedalen. Eén voor één slokte onze groep geloste groepen rensters op tot er enkel nog 33 voortvluchtigen voor ons uitreden. Het was uiteindelijk nog één grote ronde en een lekke band overleven tot ik ‘best moe’ na 170 kilometer over de streep als 50ste bolde. 

Gent-Wevelgem 

Dat het ging regenen, daar had ik me bij neergelegd. Je kon je daar mentaal maar beter gewoon zo goed als mogelijk op voorbereiden. Gent-Wevelgem was toch wel één van de wedstrijden die ik met stip had aangeduid. Zo goed als mogelijk ingeduffeld, trok ik naar de startplaats onder de Menenpoort. Maar tijdens de eerste kilometers van de wedstrijd leek niemand echt zin te hebben om er meteen in te vliegen. Al snel riep ik de auto op “Ik denk dat ik best nog een extra regenjasje aandoe.” Ik stopte even langs de kant, want mijn doorweekte handschoenen vonden niet meteen de rits en vertrok dan rustig weer richting peloton.  

 

Een enthousiaste Jolien D’hoore juichte me nog toe vanuit haar volgwagen en op dat moment kon er bij mij ook nog gegiechel en gelach van af. Ik had er zin in, liet die Kemmelberg maar komen. Maar nog voor we goed en wel de heuvelzones bereikten had ik al meer dan een paar figuurlijke jasjes moeten uitdoen. De natte wegen zorgen namelijk voor extra stress en valpartijen in het peloton en het leek net alsof ik achter elke valpartij kwam te zitten. De schrik kroop er zo ook bij mij langzaam maar zeker in. 

 

Naarmate we de heuvelzone bereikten en ik nog maar eens een valpartij nipt kon ontwijken, leken ditmaal mijn benen er geen zin meer in te hebben. Hoe hard ik het ook wou, mijn benen vonden de punch niet die ik normaal wel heb. De koude had nog maar eens komaf gemaakt met m’n lichaam. En opnieuw moest ik er fysisch de brui aan geven terwijl mijn conditie er absoluut wel klaar voor was. Mentaal een heel erg grote domper.  

Vlaanderen 

Ook tijdens Dwars door Vlaanderen moest ik opnieuw door een muur en was ik hopeloos opzoek naar de benen van le Samyn en Danilith Nokere Koerse. De wedstrijd voelde aan als loodzwaar en getekend kwam ik als 56ste over de eindstreep met maar één vraag in m’n hoofd: “Die goede benen kunnen toch niet zomaar plots weg zijn?” 

 

Mentaal is een renner vaak zo sterk als z’n laatste wedstrijd. Ging die wedstrijd goed? Dan sta je met vertrouwen aan de start, ging het slecht? Dan duiken er 101 vraagtekens op.  

 

Morgen sta ik aan de start van mijn derde Ronde van Vlaanderen. Ik heb er opnieuw alles aan gedaan om zo fris, sterk en goed mogelijk aan de start van deze Vlaamse hoogdag te staan. Dat het afzien zal worden is een zekerheid, zonder en zelfs mét goede benen. Maar één ding beloof ik mezelf nu al: ik ga genieten van kilometer nul tot de finish, en opgeven? Daar doen we morgen niet aan mee.  

Lees ook...