Mijn voorjaar #1 – Le GP Samyn

“Ik zette me in het wiel van een groepje, maar na een tijdje begonnen de kasseien te winnen. Ik leek achteruit te denderen op de stenen en het slijk. Na zo’n vijftig kilometer begon ik het ook ijskoud te krijgen. Het peloton rondom mij was verdwenen waardoor ik pal in de wind en de regen was komen te zitten. Wanneer ik na 75 kilometer werd afgevlagd, was ik toch wel blij dat ik in de warme camper van de ploeg kon kruipen.”  

Je las net een stukje uit mijn blog Girlpower #34 – iets met haat, liefde en wat stenen van 1 maart 2017. Ik begon toen mijn eerste jaar in een UCI-team met Le GP Samyn des Dames. Zoals je zelf kon lezen, was dat niet echt zo’n succes. Kasseien waren één van mijn grootste vijanden en het hoge tempo van het professionele peloton waarin ik plots beland was, kon ik niet te baas.  

We zijn nu zes jaar later. Ik ben heel wat ervaringen, enkele littekens en 3 overwinningen rijker. Ik heb het vrouwenwielrennen in een mum van tijd zien evolueren naar een sport die sterker dan ooit in haar schoenen staat. Ik heb de mooiste landen gezien op de fiets, de gekste wielerwedstrijden gereden. Maar vooral, ik heb mijn droom waargemaakt. Want ik kan nu met trots zeggen: ik ben prof.  

En dat eerste jaar als prof wil ik jullie absoluut niet onthouden. Want hey, we komen van ver. We komen van een periode waarin ik ‘uitrijden’ als doel beschouwde. Waarin ik blij was als ik de opgelegde rondjes rond de kerktoren kon volbrengen. Seizoen per seizoen heb ik mijn doelen aangescherpt. Maar nu wil ik meer. Ik wil er alles maar dan ook echt alles voor doen. Ik wil winnen.  

Hoe je het nu draait of keert, onbewust voelde ik van bij de start van het nieuwe seizoen een druk op mijn schouders. In mijn hoofd moést ik nu presteren. Ik moest de buitenwereld kunnen bewijzen dat ik het waard was. Want was ik het wel waard? Was ik hier wel klaar voor? De Omloop het Nieuwsblad als opener van mijn seizoen was daardoor geen cadeau. Hoewel ik er een goede winter had opzitten en ik letterlijk alle bochten en putten van het parcours kende, finishte ik op een teleurstellende 82ste plaats. Ik had er naar mijn gevoel niet alles kunnen uithalen. 

Veel tijd om bij de pakken te blijven zitten, had ik echter niet. Met Le GP Samyn des Dames stond er al gauw een nieuwe wedstrijd aan de deur te kloppen. Een echte kasseikoers. Vooraan zitten van start tot finish was de boodschap. Want met een peloton van 160 over de smalle en slechte –lees: verschrikkelijk slechte- kasseistroken rijden, zorgde uiteraard meteen voor breuken in het peloton.  

Alles verliep vrijwel vlekkeloos tot ik de tweede keer de korte kasseiklim opvloog. Mijn voorwiel maakte het typische ‘kadung’-geluid, even geloofde ik nog in een goede afloop, maar vijf seconden later begon mijn band een sissend geluid te maken. Alsof dat nog niet duidelijk genoeg was, bracht ik mijn hoofd dichter naar mijn voorwiel om te checken of ik écht diegene was met een platte band. Al snel werd mijn vermoeden bevestigd. Ik keek wanhopig naar de top van de klim en zag mijn verzorger Guy langs de kant staan met bidons.  

Bidons had ik natuurlijk niet nodig, dus begon ik ‘plat, plat!’ te roepen. Mijn hart maakte opgelucht een sprongetje toen ik Guy de graskant zag induiken en ‘voor of achter?’ hoorde roepen. ‘Voor!’ Ik stapte af en wachtte geduldig tot een nieuw wiel mijn fiets weer volledig maakte. In mijn hoofd was de wedstrijd op dat moment afgelopen. Guy duwde me opnieuw in gang en ik schakelde bij. “Laten we er nog maar het beste van maken,” dacht ik. 

Ik hoorde getoeter achter mij en keek recht in de koplampen van de rood met felblauw bestickerde volgwagen. Nu of nooit! Ploegleider Dirk deed er alles aan om me zo snel mogelijk terug naar het uitgedunde peloton te begeleiden. A bloc zetten we alles op alles om de aansluiting opnieuw te maken. Volledig buiten adem kon ik nog net het achterwiel van de laatste renner van het peloton beetnemen. Ik greep meteen naar mijn bidon en kneep die in één keer leeg. Het had krachten gekost, maar ik was er opnieuw bij. 

Ik moest nu zo snel mogelijk zien op te schuiven maar al snel volgde de volgende kasseistrook en was er geen tijd meer om voldoende plekjes goed te maken. Zo kwam ik opnieuw in de problemen te zitten tussen lossende rensters. Gelukkig besloot het peloton ook even om op adem te komen en kon ik het peloton terug vervoegen. Dat mocht nu niet meer gebeuren en ik begeleidde mijn fiets naar de voorste rij van het peloton. Oef. 

Veel tijd om te bekomen had ik niet meer. We waren de laatste ronde al ingegaan en de finale was nu volop bezig. Samen met mijn ploegmaatjes probeerde ik zo goed als mogelijk vooraan te blijven. Het was drummen, het was harken, maar het lukte ons. De laatste kasseistrook was de beslissende. Twee rensters konden zich losmaken van het peloton dat tot m’n eigen verbazing nog amper 30 rensters groot was. Een goede positie om de sprint aan te gaan was nu alles. 

Die laatste drie kilometer zijn zo snel gegaan dat ik er me amper nog iets van kan herinneren. De sprint werd in gang gezet en ik begon vol overtuiging mee te spurten richting finish. Bij het uitdraaien van de flauwe laatste bocht lag de finishboog nog teleurstellend ver en trap per trap begon mijn energie te verminderen. Maar ik moest en zou top tien halen, dus bleef ik mijn pedalen ronddraaien tot ik een witte lijn onder mijn wiel zag verschijnen. Ik was zo diepgegaan dat ik mijn fiets in de handen van een willekeurige persoon duwde en ging liggen.  

Pas toen ik de bij de bus kwam en de buschauffeur me feliciteerde met mijn 9de plek, was ik gerust. Die onbewuste druk op mijn schouders is daar, op de grond in Dour, blijven liggen. Mijn seizoensstart was dan toch geslaagd.  

Lees ook...