Liefste Overijse,
Liefste moeder aller crossen,
je was me er eentje.
Vol goede moed kwam ik naar je toe.
Je leek me echt iets voor mij, klimmen is tenslotte toch mijn ding?
Alweer schatte ik het switchen van koersfiets naar crossfiets te laag in.
Daar stond ik dan, in de weide van zanger Daan.
Stil.
Gewoon stil.
Daan, je weide is de hel. Het liep voor geen meter. Het reed voor geen meter. Het ging voor geen meter vooruit.
Alle ogen stonden op mij gebrand. Niet omdat ik eerste was, niet omdat ik zo bekend was. Nee Overijse, nee Daan. Gewoon, omdat ik zo slecht was.
Gestart met wielrennen om veldrijdster te worden. Ik wou crossen, ik wil crossen. Maar mijn lichaam wil het anders. Mijn talent zit nu eenmaal niet daar.
Mijn lichaam wil een weg, een simpele weg. Omhoog of vlak, technisch of simpel. Als het maar asfalt of beton is.
Moet ik daar dan naar luisteren Overijse? Moet ik dat dan zomaar toelaten Daan?
Nee.
Natuurlijk niet.
Crossen doe ik veel te graag. Al staan alle ogen op mijn rug gebrand. Al denken al die ogen: meisje, stap toch af.
Ik kan beter Overijse. Ik kan veel beter Daan.
Geef me nog even de tijd.
Ik kan nog groeien.
Groeien met de kracht van de mensen die op jouw grond Overijse, op jouw heilige grond mij vooruit hebben geschreeuwd.
Want zij waren er ook.
Zij die mij met de glimlach deden vooruit rijden.
Zij die mij elke dag steunen. Of juist enkel die dag, omdat ze mij zo lief vonden lachen hoorde ik achteraf.
Wel Overijse, wel Daan,
Ik kijk er naar uit om volgend jaar terug aan de start te staan.
Al was het maar om al die ogen een lesje te leren,
met de kracht van de pedalen.