Meneer Onzekerheid en mevrouw Revanche,
jullie waren de perfecte bondgenoten om samen met mij, mijn zaterdag te beleven.
Na een mindere inspanningstest bij de sportdokter en de wedstrijd in Overijse die nog iet of wat nazinderde, stond ik toch met enige angst aan de start van de B-cross in Lichtervelde.
‘Kan ik hier wel iets komen zoeken?’, dacht ik heel de tijd bij mezelf. Die gedachte werd alleen maar groter na het verkennen van het parcours: ‘Verdomme, alsof er vorig jaar nog geen bochten genoeg lagen…’ Alsof de organisatie het plezier er wel van in zag, hadden ze dit jaar nog wat extra bochten toegevoegd op de weide.
Perfect voor iemand die bij wijze van spreken slaapt met zijn crossfiets, maar niet voor iemand die normaal gezien enkel maar rechtdoor hoeft te sturen.
Bochten, bochtjes, slaommetjes, bruggen, grachten, bergje op, bergje af, random boomstammetje, blubberweide, koeienstal.
Koeienstal.
Koeienstal?
Na de verkenning van het parcours kon ik het maar niet begrijpen: ‘Wat ruik ik hier nu toch heel de tijd?’ Jawel, die bruine smurrie aan de koeienstal kon niets anders zijn. Daar waren ze weer, mijn vrienden, de koeienvlaaien.
Enkel en alleen waren ze nu tactisch verstopt. Je zag ze niet, maar je rook ze wel.
Ha ha, moeten die koeien gedacht hebben telkens ik passeerde.
Met plezier keken ze dan ook toe. Ze hoopten waarschijnlijk dat ik in die smurrie een slippertje maakte en met mijn volle gezicht er in terecht kwam.
Ach, het waren ook wel leuke supporters. Ze riepen niets verkeerds toe en keken met volle bewondering. Ja ja, op een gegeven moment hielpen ze me zelfs: ze gooiden stro op het parcours.
Tegen de hongerklop of tegen het slippen?
Wie weet.
Maar genoeg over koeien. Al lijken ze wel een rode draad te worden in het crossgebeuren.
De start werd gegeven en ik was weer verbazend snel en goed weg. Ik kon het wiel van de snelste starter Axelle Bellaert te pakken krijgen en volgde haar zo als tweede mee in het veld.
‘Geen tweede keer!’ dacht ik bij mezelf en ik liet Axelle verstandig meter per meter weg rijden. ‘Die kan ik toch in geen honderd jaar blijven volgen…’ Een eerste renster passeerde me en ik streed dus voor de plaats drie.
Even kon ik die plek vasthouden maar iets daarna passeerde me een tweede renster. ‘Plek vier mag ik niet meer laten gaan.’ dacht ik en stelde me zo een doel op voor de rest van het verloop van de wedstrijd.
Er wordt weinig verteld over de spanning die renners voelen tijdens een crosswedstrijd vind ik. Want hoe spannend kan zo iets zijn voor de renner zelf? Ik heb er evenveel haat als liefde gevoelens voor: die spanning dat iemand je op de hielen zit om jouw plekje weg te nemen is voor mij vaak toch net iets té spannend. Alsof je moet wegrennen van een dief.
En zo voelde ik me ook in Lichtervelde, ronde na ronde, bocht na bocht, zag ik de renster van plek vijf dichterbij komen. Ik perste er in de laatste halve ronde nog eens alles uit in de hoop dat het werkelijk de laatste ronde was. En jawel hoor, de spanning viel van mijn schouders af toen ik iemand met de finishvlag in de verte zag zwaaien.
Oef. 4de
Vierde van de zeven meiden lijkt op zich niet schitterend, maar toch viel er afgelopen zaterdag een pak onzekerheid van mijn schouders:
Ik kan dan tóch crossen.
Foto: Glenn Coessens