GIRLPOWER #21 – Van vijanden naar beste vrienden

14 juni 2016

De Flanders Diamond Tour. Één van de wedstrijden die met grote cirkels stond aangeduid op mijn lijstje. Logisch, de start en aankomst lagen op nog geen zeven kilometer van mijn huis. Een koers over eigen bodem dus.

Vorig seizoen bezorgde die wedstrijd me al kippenvel, in de goede en slechte zin. Het was de allereerste keer in mijn jong ‘elite’ bestaan dat ik de finish bereikte van een UCI-wedstrijd. In tranen kwam ik over de meet. Niet alleen van blijdschap, nee. Ik en vele andere meisjes hadden een lijdensweg doorstaan. Nog nooit had ik zoveel valpartijen in één wedstrijd zien gebeuren. Als bij wonder ben ik zelf altijd recht kunnen blijven, al vraag ik me tot de dag van vandaag nog steeds af hoe ik dat in godsnaam heb klaargespeeld.

Dit jaar was het parcours veranderd ten opzichte van vorig jaar. Ik had het roadbook al meerdere malen bekeken, maar één ding had ik om de één of andere reden altijd over het hoofd gezien: kasseistroken. Een week voor de wedstrijd kwam ik voor het eerst oog in oog te staan met de stroken waar ik de aankomende zondag over heen zou moeten. ‘Toeme toch!’ Nog nooit had ik deze stroken gezien. Ik voelde me een toerist in eigen streek: op een schaamtelijke vijf kilometer van mijn huis lagen mijn grootste vijanden, die mijn wedstrijd wel eens grondig zouden kunnen gaan verstoren…

Elke resterende avond legde ik mijn boeken even aan de kant en zakte ik opnieuw af naar de plaats delict. De ene keer reed ik naar huis met een goed gevoel, de andere keer met wat lichte paniek. Ik zag mijn wedstrijd zo voorbij flitsen: alles zou goed verlopen tot aan kilometer 18, daar waar de kasseistroken lagen. Daar zou ik moeten lossen en de wedstrijd, mijn thuiswedstrijd, al meteen moeten verlaten. Dat mocht absoluut niet gebeuren. Dus bleef ik keer op keer mijn fiets over de stenen leiden/lijden. Zaterdagnamiddag zei ik luidop: ‘Tot morgen jongens, hou jullie maar klaar!’ en reed ik voor een laatste keer zonder rugnummer weg van de kasseien.

Toen ik de volgende ochtend opstond had ik minder stress dan verwacht. Ik wist wat me te wachten stond en dat gaf me een rustgevend gevoel. Ik keek zelfs stiekem een beetje uit om mijn (ondertussen geworden) vrienden, de kasseien, terug te zien. Wanneer ik het startpodium af wou wandelen werd me nog even gevraagd om bij de man met de micro te komen. Huh, ik? Overdonderd beantwoordde ik de vragen van de man met een ietwat trillende stem. (Ahh de stress was er dan toch, of was het omdat ik voor zoveel mensen mocht praten?)

‘Mijn eerste doel is de kasseistroken overleven. Als ik daar eenmaal over ben, ben ik er vrij gerust in.’ De man wenste me veel succes en ik mocht het podium verlaten. Ik zette me klaar aan de startstreep en werd opnieuw overdonderd: ik zag de regionale televisie op me afstappen. Opnieuw kwam dat huh ik?-gevoelnaar boven. ‘Dag Mieke, mogen we kort wat vraagjes stellen?’ Tweemaal liet ik het woord stress vallen. Dat zei voldoende.

We werden onze klikpedalen in geapplaudisseerd en de wedstrijd was nu echt begonnen. Vooraan blijven was de boodschap, maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Als stieren die een rood doek hadden gezien, spurtten de rensters naar voren op de laatste lange weg voor de kasseistroken. ‘Ik moet rechts zitten, ik moet rechts zitten!’ dacht ik heel de tijd. En we draaiden de kasseistrook op. Al snel had iedereen het gootje gevonden. Ik besloot rensters voorbij te steken op de kasseien zelf, als bij wonder leek dat een snellere weg dan het gootje.

Het peloton hing op een lint, maar het was een geruststellend gevoel dat ik ergens te midden dat lint hing en niet op het einde. De tweede kasseistrook overleefde ik ook, al bleven ze vooraan volle gas open zetten na de stroken. Ik wist dat ik niet lang tijd had om terug op adem te komen alvorens we de stroken voor een tweede maal gingen betreden. Mijn benen voelden niet aan alsof ze nog een tweede maal volle bak aan de slag konden.

Met een klein hartje draaide ik te midden van het peloton een tweede maal de kasseistroken op. De eerste verliep redelijk goed dankzij opnieuw het trage effect van het gootje. Maar na die strook was het op de tanden bijten richting de tweede strook. Het peloton hing opnieuw op een lint en er viel een gat vlak voor de tweede strook. Ik probeerde het te dichten maar dat lukte me niet. Ik vroeg om over te nemen maar dat gebeurde niet meteen. Ik zag mijn wedstrijd opnieuw voorbij flitsen: ‘’t is hier gedaan’ dacht ik.

Rensters kwamen van achter me uit en ik kon opnieuw aanpikken. Even later bereikten we het uitgedunde peloton, maar dat peloton hield de benen niet stil. Ik hoorde mezelf zwaar naar adem happen. Ik zat enorm in het rood. Ik smeekte in mezelf aan het peloton of ze even de benen wat koest wouden houden. Oef. Dat gebeurde na enkele minuten godzijdank ook. Ik was er nog bij! Ik was er verdorie nog bij!

Al moest ik nog een goeie 100 km, mijn dag kon niet meer stuk. Ik had de kasseistroken overleefd, op het nippertje, maar ik had ze overleefd! Voor de eerste maal sinds lange tijd kon ik genieten van de rest van mijn wedstrijd. Het tempo lag hoog, maar de benen voelden opnieuw goed aan en ik voelde me eindelijk nog eens echt ‘veilig’ in een peloton. Daarvoor wil ik dan ook de organisatie bedanken. Geen enkele keer heeft een motard ons voorbij gestoken, alle gevaarlijke punten werden duidelijk aangegeven en er waren goede voorzorgsmaatregelen.

Geen tranen deze keer aan de finish, wel een grote glimlach.

Foto’s met dank aan Krist Vanmelle, Brian Petyt en Peter Geelen.

De reportage over de Flanders Diamond Tour kan je hier herbekijken: http://www.rtv.be/artikels/jolien-dhoore-wint-diamond-tour-nijlen-a26385

Lees ook...