19 april 2016
Nog nooit heb ik mijn schaafwonden zo snel weten genezen. Mijn lichaam wou duidelijk niet te lang stilzitten. Al snel voelde ik me weer helemaal fit. Dat bleek dan ook uit mijn afgelopen woensdagtraining. Een week en twee dagen na mijn val, had ik een gevoel op de fiets te pakken dat ik al lang niet meer had ervaren.
Die fantastische woensdagtrainingen… Trainingen met een grote toffe groep mannen (en vrouwen) aan een gemiddelde dat soms het koersgemiddelde overstijgt. Een moment waar ik evenveel naar uitkijk als naar een wedstrijd zelf. Dankzij die trainingen ben ik gegroeid en groei ik nog steeds. Dat ik die afgelopen woensdag dan ook thuis kwam met het gevoel dat ik nog bergen kon verzetten, was een goed teken.
Want na wat pech begin je toch te twijfelen: ‘Waar sta ik?’, ‘Ben ik wel goed genoeg?’. Die eerste keer van het seizoen de finish bereiken is dan ook van cruciaal belang. Eenmaal die bereikt kan je met een gerust gevoel verder. Maar dat moment kwam maar niet. Ik kreeg vaak te horen dat ik al veel pech had gehad, dat het maar niet wou meezitten, enzovoort. Dan moet je sterk zijn in jezelf en dat ontkennen. Anders kruipt dat in de benen.
Haaltert. Daar moest het voor mij. Al was ik toch nog niet 100% zeker van mijn conditie. Die 10 minuten voor de start waren dan ook zenuwslopend. Normaal zie je mij al lachend voor de start met hier en daar een dom grapje. Nu was ik muisstil. Mijn buik had een raar gevoel. ‘Komaan laat ons hier gewoon starten’, dacht ik continu bij mezelf. Het leken wel de langste 10 minuten van mijn leven. Maar het startschot dat uiteindelijk volgde bleek geen opluchting te zijn…
Ik was helemaal niet bang geweest voor mijn conditie, merkte ik meteen. Ik was bang om terug in dat peloton te rijden. Bang om terug te vallen. Ik had al die tijd mezelf wijs gemaakt dat mijn val geen gevolgen ging hebben voor mijn vertrouwen in het peloton. Dat bleek één grote leugen om mezelf te beschermen. Die eerste minuten van de wedstrijd spookte er dan ook van alles door mijn hoofd. Ik mocht niet nog eens tegen de grond gaan.
Angst is een raar beestje. Dat heb je gewoon niet in de hand. Maar naarmate de eerste ronde vorderde, kroop dat beestje weer wat terug onder zijn steen. En om dat ‘beest angst’ helemaal de kop in te drukken, besloot ik op het einde van de ronde mij op kop te zetten. ‘Weg er mee’ dacht ik en ik hoorde de omroeper mijn naam afroepen: ‘en het peloton passeert onder leiding van Mieke Docx, een jonge dame uit Lier.’
Angst? Wat was dat? Opnieuw vol vertrouwen ging ik de afdaling in. De wedstrijd vloog voorbij. Ik genoot weer van mijn wedstrijd. Iets dat al zo lang geleden was. Ik leek mijn benen zelfs niet te voelen. Ik telde af. De finish kwam dichter en dichter bij. Pas nadat we de laatste ronde waren ingegaan leken mijn benen te beseffen dat ik al meer dan twee uur aan het koersen was. Iets dat ze niet meer gewoon waren.
Op 500 meter van de finish heb ik het peloton dan ook laten begaan. Ik was gelukkig. Met een grote glimlach op het gezicht heb ik die laatste beklimming gereden. Het leek de makkelijkste beklimming van mijn seizoen.
Maar het was mijn langste wedstrijd ooit. Mijn wedstrijd die al weken, maanden aan het duren was. Die eindelijk daar, aan die finish in Haaltert, eindigde.
Foto: Geert Nachtergaele