22 februari 2016
De kop is er af.
Al wou ik deze week soms wel dat mìjn kop er af was. Heel de winter kon geen enkel ziektebacterietje mijn lichaam binnendringen. Heel de winter buiten de afgelopen week dan gerekend. Dé week voor dat alles echt weer zou beginnen. Mijn hoofd vormde zich tot één groot snotmonster en mijn lichaam kreeg het zelfs met lange broek en trui op de rollen niet warm.
Met de verkenning van de Omloop Het Nieuwsblad en de oefenwedstrijd de dag nadien in Bottelare op het weekendprogramma, zag ik de bui al hangen: ‘Da zal hier gene vette worden…’ Ook mijn vriend Frank De Boosere kon mijn moraal niet echt opkrikken met zijn op z’n zachtst uitgedrukt deprimerende weerberichten.
Eenmaal zaterdagochtend waren de weergoden me dan toch iet of wat goed gezind. Ze deden hun best zo weinig mogelijk water te lossen. Met een licht sprankeltje hoop begon ik samen met mijn teamgenootjes van Jos Feron Lady Force en de rensters van Autoglas Wetteren aan een lange en zware rit. Het eerste klimmetje, dat van de Nokereberg, ging als bij wonder erg vlot. Ook de klimmetjes daarop gingen –naar Mieke normen- best wel goed.
Zelfs de kasseistroken konden me mijn glimlach niet ontnemen. (Al was lachen met de tanden bloot uit den boze: de Paddestraat was één groot slijkmonster.)
Na vier uur en half, wat geniepige regenbuitjes, duizenden eigenwijze kasseien, opspattende modder en wat omhooglopende stukken weg, was ik toch wel enorm blij eindelijk de warme kleedkamers bereikt te hebben. Eenmaal daar neergeploft kon opdracht twee van de dag beginnen: natte, doorweekte kledij uittrekken, het is een sport op zich.
Na de warme douche was ik nog nooit zo blij geweest dat ik een bord spaghetti voor mijn neus kreeg. Ik die (ja als renster, ja) niet zo verzot ben op pasta, kon flink heel het bord naar binnen werken. Mijn derde overwinning van die dag.
Die avond besloot ik dat ik pas de volgende ochtend zou beslissen of ik de oefenwedstrijd in Bottelare zou rijden. Om 7u30 ’s ochtends ben ik opgestaan en ben ik zonder enige twijfel mijn zak beginnen klaarmaken voor de wedstrijd. Mijn benen waren bij het opstaan akkoord: het seizoen mocht officieel beginnen! Maar bij de verkenning van het parcours begonnen ze alsnog te protesteren. ‘Het kan waaien, maar dit is er over,’ was hun boodschap. Ook het klimmetje in het parcours was voor mijn Omloop Het Nieuwsblad-benen niet echt aangenaam.
Met 16 meisjes stonden we aan de start, wat echt bijzonder weinig en vooral bijzonder jammer was. ‘Uit de wind zitten zal er vandaag niet in zitten Docx,’ dacht ik bij mezelf. Het was een echte afvallingskoers waar bij het ingaan van de laatste ronde nog maar negen meisjes overbleven. Ik was blij nog bij die negen te horen, maar meer zat er echt niet meer in. De sprint heb ik dan ook aan me laten voorbij gaan. Uitrijden vond ik na mijn stressvolle zieke week, al meer dan voldoende.
De kop is er af, maar mijn kop staat er gelukkig terug gezond en wel op.
Foto: Freddy Vlassenroot