Ik zit in het vliegtuig onderweg naar Oslo. De afgelopen week is als een sneltrein voorbij geraasd. En ook nu ben ik alweer op weg, op weg naar een nieuwe uitdaging: de ronde van Noorwegen. De fel gele bloemen op tafel thuis beginnen hun eerste tekenen van vermoeidheid te tonen. Ik denk met de glimlach terug…
‘Heb jij je nu nog niet omgekleed?’ Die vraag krijg ik nu al voor de vierde keer richting me toe geworpen. Lang uitgerekt lig ik in de mobilhome van mijn vriendin Marjolein het Europese Kampioenschap te volgen op mijn gsm. Ik hef mijn hoofd en zie haar ongeduldig naar me kijken. Ik moet lachen: ‘Het is spannend hoor!’ Minder dan 35 minuten zitten er verwijdert tussen nu en de start van Heusdenkoers, ook wel het wereldkampioenschap der kermiskoersen genaamd.
Heusden is altijd al een wedstrijd geweest waar ik graag naar toe ga. Ik reed er ooit één van mijn eerste top tienen en heb die wedstrijd altijd al met een voldaan gevoel kunnen beëindigen. Ook vandaag heb ik er wel zin in, al spring ik pas bij de vijfde keer ‘Wanneer ga jij je nu eindelijk omkleden?’ recht. Langzaamaan zoek ik mijn spullen bij elkaar en kruip ik in mijn koerspakje. Zoals ik net zei: ik heb er wel zin in, maar ik voel me wat sloom en heb de tijd nodig om mezelf te reactiveren.
Eenmaal ik al mijn voorbereidend werk heb doorlopen, las ik nog een laatste plasstop in en check ik voor de laatste maal het EK op mijn gsm. ‘Die uitslag zal pas voor straks zijn,’ denk ik bij mezelf. Gelukkig waait het nog net niet zo hard als daar in Alkmaar, maar waaien doet het wel, en nog behoorlijk ook. ‘Het zal weer niets worden vandaag, teken al maar voor een massaspurt.’ zeg ik tegen Laura Vainionpää. Ik zie de kans voor een vlucht enorm klein met deze wind. En mijn eigen kansen nog kleiner: ik ben nu niet echt het type renster om tegen de wind in te gaan beuken.
De speaker heeft het over premies en haalt ook even later aan dat de eerste renster over de eindstreep een trui mee naar huis mag nemen als ‘wereldkampioene der kermiskoersen’. ‘Zo wijs!’ denk ik bij mezelf, ‘Die winnares heeft chance!’ Na een minuut stilte voor het veel te vroege overlijden van Bjorg Lambrecht wordt het peloton in gang gefloten. Mijn eerste missie is vooraan geraken. Felle windstoten blazen het peloton in nauwe hoekjes en kantjes.
Ik verplicht mezelf om me vooraan te houden maar energie te sparen. Aanvallen met deze wind heeft geen zin. Ik ken mijn eigen sterktes, maar vooral ook mijn zwaktes: die wind is een verraderlijk mannetje dat me in geen tijd KO kan slaan. Alleen wegrijden met deze wind kan je vergelijken met het vrijwillig rijden naar een klif. Het heeft gewoon geen enkel nut. Wel blijf ik attent. Ook al geloof ik niet in een vlucht vandaag, geen enkel groepje mag wegrijden zonder mij.
Met die gedachten rij ik enkele ronden mee in de voorste gelederen van het peloton. De premiespurts laat ik aan me voorbij gaan. Al heb ik daar beste wel grappige herinneringen aan: enkele jaren terug ben ik solo kunnen wegrijden. Ik voelde dat ik het niet langer dan een ronde zou uithouden en besloot dus vol voor de premie te gaan en me dan opnieuw te laten inlopen. Eenmaal bijna daar, sla ik in de laatste straat richting finish het verkeerde straatje in en zie ik zo het peloton en dus ook mijn premie langs mijn neus voorbij rijden.
Nu goed, focus op de huidige wedstrijd. Hier en daar zie ik rensters die proberen weg springen, maar telkens wordt mijn vermoeden bevestigt: kansloos met 1 of 2 man. Maar dan gaat plots mijn alarmbelletje rinkelen. Een klein groepje van een vrouw of 6-7 lijkt er te willen van onder muizen. Het peloton rekt zich op een lint en begint te scheuren, ik zie het gevaar en probeer er als een vuurpijl naar toe te spurten. Ik kom aansluiten en houd mijn tempo aan. ‘Kom!’ roep ik, en twee rensters volgen mijn spoor. Ik zie de andere vijf een gat laten en beslis om niet meteen vol door te gaan met mijn twee bondgenoten. Die vijf anderen kunnen zeker nog van pas komen.
Eenmaal zij komen aansluiten moedig ik de groep aan: ‘We got a gap, go go!’ Het peloton lijkt te twijfelen en het is nu of nooit. Vol beginnen we de molen rond te draaien. Dit groepje is ideaal en doet me denken aan de training in de winderige Moeren van afgelopen week, waar ik toen ook met toeristen vol zat rond te draaien om de wind schaakmat te zetten. ‘Nog tien ronden!’ hoor ik de speaker roepen. Het lijkt nog lang koers maar hoe langer we ronddraaien, hoe geolieder de machine bolt en hoe sneller de tijd lijkt vooruit te gaan.
Eerst wil ik me niet bezig houden met de premiespurts van 25 euro, maar wanneer ik in een ideale positie kom te zitten besluit ik er toch eentje mee te pikken. Na enkele ronden pak ik een tweede en denk ik aan het uitje dat ik wil gaan maken richting de Ardennen komende week. ‘Kan altijd van pas komen,’ denk ik bij mezelf en ik tel de som in gedachten op. Ondertussen hebben we ruim een minuut en het wordt zelfs meer. Ik begin er stilaan in te geloven en moet toegeven dat ik het voor de koers fout had: een ontsnapping blijkt dus wel mogelijk!
Ik begin aan mogelijke scenario’s te denken en heb uit de premiespurts opgemaakt wie de rappe vrouwen zijn van het groepje. Ik observeer ook wie al redelijk hard moet harken om bij de groep te blijven en met wie ik dus normaal geen rekening meer moet houden. We naderen opnieuw de finish en ik besluit om van de 50 euro die ik al heb verdiend er 75 te maken. Ik ga vol aan langs links en merk dat dit de snelste kant is om de spurt aan te snijden. Dit moet ik onthouden.
We gaan even later de laatste ronde in. De twee minuten voorsprong die door de microfoon worden omgeroepen, maken duidelijk dat de strijd voor winst tussen mijn zeven bondgenoten en mezelf zal gaan. Mijn vriend—die normaal al lang in het hotel met zijn wielerteam moet zijn— zie ik samen met mijn ouders langs de kant afzakken richting aankomst. Onderweg wisselen mijn gedachten constant. Op het ene moment verplicht ik mezelf om te geloven in winst, de andere moment hoop ik een plekje op het podium te kunnen bemachtigen.
Ik beslis om vol voor mijn spurt te gaan en niet voor een vroegere verrassing te kiezen. Ik haal nog een extra lading focus boven en let er zorgvuldig op dat niemand wél dat hazenpad kiest alvorens de eindmeet in zicht is. Voor de eerste keer ooit ervaar ik een gevoel van stress in mijn buik wanneer we de laatste vier kilometer aansnijden. Er is niemand die me zeggen kan wat ik moet doen. Elke beslissing die ik nu neem kan beslissend of fataal zijn. Alles moet kloppen. Ik heb maar één kans.
Mijn ene bidon heb ik bij het indraaien van de laatste ronde al weggegooid richting de mobilhome waar ik een kleine drie uur geleden nog languit lag te gapen. De andere nog halfvolle beslis ik weg te gooien naar een groepje mensen op een kleine twee kilometer van de eindstreep. Spurten doe je namelijk zonder bidons. Zo gefocust was ik nog nooit. Bij het wegwerpen van de bidon denk ik dan ook bij mezelf: ‘Da is nu echt de eerste keer dat ge da doet, Docx.’
Niet te vroeg. Niet te laat. Niet ingesloten geraken. Er staat veel wind. Je kan het. Geloof in jezelf. Focus. Links. Focus. Links. Focus. Links.
We draaien de klinkers op. Achteruit kijken hoeft niet meer. De voorsprong die we bij elkaar hebben gefietst is namelijk groot genoeg. Vanaf nu neemt mijn intuïtie het van me over. We kijken naar elkaar en iemand breekt het ijs en begint vol rechts aan te zetten. Ik schuif mee naar rechts en probeer zo veel mogelijk uit de wind naar voren te rijden. Wanneer ik de tijd rijp vind, begin ik vol aan mijn eigen spurt en zoek ik de linkse kant op. Focus. Links. Focus. Links.
Opnieuw voel ik dezelfde gelanceerde kracht die ik tijdens mijn laatste premiespurt had ervaren. Ik kijk alleen nog maar voor mij uit en geef nu alles of niets. De speaker roept mijn naam enkele keren achter elkaar. Bij elke ‘Docx’ duw ik nog harder mijn pedalen de grond in. ‘Het is Docx die op links komt, komt daar nog iemand over, nee het is Docx die het lijkt te halen, het is Docx die wint!’
Ik schreeuw het uit en bal een vuist de lucht in. Tijd om na te denken over mijn overwinningsmove had ik niet. Een schreeuw van opluchting, een vuist van ‘zie je wel’. Ik bol uit en bedank vol ongeloof mijn bondgenoten. Zonder hen had ik het niet gehaald. Zonder hen had die geoliede machine geen geoliede machine geweest die de eindstreep had bereikt. Even later bolt het peloton over de streep. ‘Ma gij zot!’ schreeuwt Marjolein het uit alsof ze zelf gewonnen heeft in haar thuishaven. Mijn ouders zijn er voor de eerste maal ook bij en mijn vriend zijn voorgevoel om toch wat langer te blijven was juist.
De mensen rondom mij lijken beter te beseffen dan ikzelf wat er zo net is gebeurd. Ik kom in een waan terecht en geniet van het podium, maar besef op datzelfde moment nog niet half dat ik eindelijk mijn tweede overwinning ooit beet heb. Ik word in een knalgeel truitje met het opschrift ‘Wereldkampioen der kermiskoersen Heusden 2019’ geholpen en moet stiekem glimlachen: ‘Die winnares heeft inderdaad chance.’
Ik draag deze overwinning op aan Bjorg Lambrecht, die onze wielerfamilie veel te vroeg heeft moeten verlaten.
Foto’s met dank aan Paul Hinninck, Elie Velghe, Francois Donders, Brian Petyt, Alain Sennesael