Vrijdag 31 januari 2020 16:06
Warme groetjes, of nee, doe maar snikhete groetjes van Down Under. 38°c
Na anderhalve week van stage, genot en andere leuke activiteiten begon het in mijn buik stilaan weer te kriebelen. Ik had mezelf onbewust verplicht niet te snel te focussen op de eerst volgende wedstrijd en er zo ontspannen mogelijk mee om te gaan. Maar eenmaal de dag daar was, werd ik toch wel wat nerveus wakker.
De UCI 1.1 Towards Zero Race Torquay stond namelijk op het programma. Een wedstrijd van 106 kilometer over 8 plaatselijke rondes van om en bij de 13 kilometer met daarin een lastig heuvelend stukje. Het parcours op zich lag me wel, er was voldoende ruimte voor recuperatie en de klimmetjes waren kort maar krachtig. Enkel de wind een grote spelbreker kunnen worden. Het deelnemersveld was namelijk niet van de poes en zou zo maar eens een waaieractie zoals in de Tour Down Under op poten kunnen zetten.
Nu ja, niet enkel de wind zou voor een slagveld kunnen zorgen. Het zou voor de eerste maal ook boven de 30°C worden, en niet zo maar een beetje: er stond een grote 38 graden te blinken op mijn telefoonscherm. Alsof de bus die ons gisteren nog vervoerde richting welkomstdiner van de organisatie, ons al wou voorbereiden op wat komen zou. Ik verklaar me nader:
De organisatie verwachtte ons de avond voor de wedstrijd op een mooie locatie, een uurtje rijden van onze Universiteit. Met een hongerige maag stapte ik nietsvermoedend samen met mijn ploegmaatjes de tweede bus op. De slechtste keuze die we konden maken. Bij het opstappen van de bus hing er al een verdacht vreemde geur: alsof er een vis in de airconditioner was beland. Eenmaal de geur verdrongen, startte de buschauffeur zijn tocht naar de opgegeven locatie. De airco blies door de voorziene blazertjes, maar er leek echter alleen maar wat warme buitenlucht uit te komen. Na vijf minuten keek ik Jenna, mijn Nieuw-Zeelandse ploegmaat die naast me zat, aan met twijfel in de ogen. Ze bevestigde mijn gedachten en zei meteen: I’m sweating so much!
Het zweet liep ondertussen ook al over mijn gezicht. En niet alleen bij mij, hoe meer ik rond keek in de bus, hoe meer ik bevestigd zag dat het niet enkel aan ons lag. Ook de buschauffeur constateerde dat er iets niet klopte en zette zijn voertuig aan de kant en startte hem opnieuw op, in de hoop deze keer wel een werkende airco te hebben. Maar bij het verder zetten van zijn route werden we meteen teleurgesteld: het had helemaal geen effect. We leken haast in een rijdende sauna te zitten.
Even later stopte de man voor een tweede keer zijn bus, ditmaal op de pechstrook van een autostrade. Meteen liepen er rensters naar voren met de vraag of ze onmiddellijk uit zijn bloedhete oven mochten. En daar stonden we dan een minuutje later, midden op een pechstrook met doorweekte kledij. Een kwartier later kwam een nieuwe bus ons van ons avontuurtje redden. Dat we voorbereid waren op wat nog ging komen de dag nadien, was zeker.
In Australische termen kan dat nog een pakje erger, maar we hadden de afgelopen drie weken nog geen enkele keer de 30 aangeraakt. Dus een schok voor het lichaam was het alsnog. Eenmaal aangekomen bij de startplaats doken we meteen de schaduw in. Ik wist dat mijn lichaam in België bij hoge temperaturen wel eens kon protesteren tijdens wedstrijden, dus ik was benieuwd naar deze nog warmere omstandigheden en hoe ik deze zou verteren.
Na minstens vijf bezoekjes aan de warme Dixi’s door het abnormaal veel drinken, maakte ik me klaar om naar de start te gaan. Ik stak ijs waar ik maar kon en smeerde me voor een laatste keer in. Ik was meer benieuwd dan gestrest. Benieuwd naar hoe het peloton zou koersen en hoe ik de warmte zou verteren. Niets moest alles kon, zaterdag zou belangrijker worden.
Al van bij de start viel ploegmaatje Marieke aan, het peloton had dat niet meteen zien aankomen maar reageerde toch. Meteen was de ban gebroken en ging de snelheid de hoogte in. Een eerste maal de klimzone werd er al meteen serieus doorgetrokken. Ik probeerde zo laat mogelijk te remmen in een afdaling, om zo hoog mogelijk de volgende steile bult op te raken, maar stilvallende rensters versperden mijn weg waardoor ook ik opnieuw hard op de trappers moest gaan stampen.
Drinken en verfrissen was de boodschap, samen met vooraan blijven en attent zijn. de eerste ronden gingen vrij goed, maar ik merkte dat ik bij de bevoorrading veel te veel plaatsen verloor bij het nemen van een frisse bidon. Deze vond namelijk plaats op het begin van de klimzone waar vooraan zitten een must was. In de vierde of vijfde ronde besloot ik maar gewoon de auto te roepen op een veiligere plek en kon ik zo enorm veel energie sparen in de klimzone. De warmte was opmerkelijk voel- en zichtbaar in het peloton. De ene leek er beter mee om te gaan dan de andere. Ook ik merkte dat ik elke inspanning dubbel bekocht, maar ik maakte mezelf duidelijk dat ie-der-een last had van de warmte, en dat maakte me mentaal een tikkeltje sterker.
Er stond best veel wind, maar die wind verkoelde helemaal niet. Nog erger: het leek alsof iemand met een haardroger op volle kracht naar je toe zat te blazen. Warme wind is ook wind dacht ik bij mezelf. Mijn keel voelde droog en pijnlijk aan en deed me er constant aan herinneren dat ik liters water moest drinken. Na het nemen van een gelletje en een uur later zelfs een reep, merkte ik op hoe goed ik me nog voelde. Als ik me slecht voel ga ik immers niet meer denken aan eten of lukt me dat gewoon niet meer.
Ik telde cruciale klimzone keer per keer af en belandde in een soort ritme: klimzone voorbij betekende auto vragen. Wat een luxe was, want we hadden auto nummer één. Ik stak mijn bidon hoog de lucht in en liet me links langs de weg afzakken langs de jurywagen, waar ik plots een bekend gezicht opmerkte die me toelachte: ‘Ik heb het doorgegeven, ze zijn onderweg!’ De Nederlandstalige stem van Guy Dobbelaere waande me even terug in Belgische sferen en ik knikte vriendelijk bedankt. Vervolgd door een heerlijk koud flesje water dat over me heen werd gegoten bij de volgwagen.
Ondertussen waren er vier rensters in totaal kunnen ontsnappen die zicht hadden op eindwinst. Maar rust was er in het fel uitgedunde peloton nog niet. Rensters bleven aanvallen en het peloton op sleeptouw nemen. Met nog twee keer de klimzone te gaan, begon het te kriebelen in mijn buik. Tot nu toe had ik nog geen moeilijk moment gehad, en voelde ik me nog steeds goed ondanks de hitte en de lastige wedstrijd, maar iets in mijn hoofd had angst om alsnog te falen en te moeten lossen in volle finale.
Voor het ingaan van de laatste ronde vroeg ik nog één maal de auto. De auto van Shimano kwam me meteen ter hulp gesneld en reikte me twee frisse bidons toe. Maar bij het aannemen van de tweede bidon toeterde mijn volgwagen me tot de orders en liet ik me afzakken naar de glanzende witte Lexus. ‘Hé, wij moeten wel babbelen hé!’ lachte mijn ploegleider Marc Bracke me toe. Hij sprak me laatste woorden goede moed in, gaf me tips en wat meer zelfvertrouwen door te zeggen dat hij geloofde in een mooi resultaat.
Ik nam die woorden tot me toe en reed met een zenuwachtig maar verzekerd gevoel terug het kleine peloton in. Ik zette me vooraan zoals aangegeven op de klimzone en probeerde hem nog eenmaal te overleven, al ging dat veel vlotter dan verwacht. Ik was klaar voor de sprint. Eenmaal langs de kust voelde ik een iets frissere wind waaien en wist ik dat de laatste kilometers waren aangebroken. Ik wist wie de te volgen spurters waren en probeerde me in één van de wielen te plaatsen uit de wind. Het plaatsen in een kleinere groep ging veel makkelijker en ik durfde zo mijn plekje beter te verdedigen.
Ik had de finish al zeven maal gezien, dus ik wist wat te verwachten. De laatste kilometer ging in zo een snel tempo dat ik al bijna op mijn limiet zat. Ik klemde me in het wiel voor mij en bij het horen van ‘komaan Mieke!’ geschreeuwd door mijn ploegmaatjes op 300 meter van de streep, verplichtte ik mezelf om mijn uitgetelde lichaam alsnog op te tillen en vol te spurten van uit de beugel. Ik kwam nog ietsje dichter op mijn voorliggers, maar tot mijn verbazing kwam er niemand meer voorbij mij en spurtte ik zo naar mijn eerste UCI punten van het jaar.
Enorm blij maar oververhit en uitgeput bolde ik uit. Ik hoopte op een top 20 en ik had hem gewoon! De korte maar harde winter in het wiel van veel te rappe mannen, had toch zijn vruchten afgeworpen. Bij deze; merci da’k bij jullie mocht afzien!
Op naar morgen voor de eerste World Tour wedstrijd van het seizoen. Al kijk ik daar met iets meer zorgen naar toe, niet alleen het parcours maar vooral de voorspelde weersomstandigheden gaan voor een zware wedstrijd zorgen. Geen hitte deze keer maar onweer met felle windstoten. Een lekker Belgisch weertje dus. En een iets minder blij Belgisch meisje. Fingers crossed!
Liefs,
Mieke Down Under
Foto credits VeloFocus