Down Under Dagboek #10 CADEL

6 februari 2020 7:06 – jetlag

Goeiemorgen Europa!

Ik heb ondertussen mijn derde nacht doorgebracht hier in België. De jetlag is nog steeds niet gaan vliegen wat maakt dat ik op random uren midden in de nacht wakker schiet. Maar gelukkig heb ik heel wat moois om aan terug te denken. Hier dan ook mijn iets latere wedstrijdverslag van de laatste wedstrijd op de Down Under bodem: de Worldtour Great Ocean Cadel Evans Road Race.

Zo ontspannen ik voor de voorgaande Race Torquay was, zo ongelooflijk zenuwachtig was ik nu voor mijn eerste Worldtour wedstrijd van het jaar. Nee, niet het parcours baarde mij zorgen, dat was namelijk op mijn lijf geschreven. Bang van het deelnemersveld was ik ook niet, dat waren immers al drie weken lang dezelfde meiden. Maar… Het weer! In tegenstelling tot Torquay, waar het net geen 40 graden werd, werd ons nu een heel ander weertje beloofd: storm, regen én wind. Lekker Belgisch, maar daarvoor was ik niet helemaal naar Australië gevlogen.

Ik kon mijn slaap pas vatten van zodra ik de regen tegen mijn raam, dat zich vlak naast mijn bed bevond, hoorde druppelen. Wanneer ik de volgende ochtend nerveus mijn gordijnen open trok, viel de eerste observatie best wel mee. Het had geregend, maar de wegen leken hun best te doen om op te drogen ondanks de donkere lucht die nog steeds dreigde. Door de late start had het nog geen nut om conclusies te trekken. Het weer kon nog alle kanten uit.

De regen kon op de Australische asfalt voor enorm gladde wegen zorgen. Zo vaak tijdens de zomerperiode regende het daar immers niet. Olie en vuiligheid kregen dus vrij spel. Maar ook de wind zou wel eens voor wat animatie kunnen zorgen en een echte waaieroorlog was zeker niet uit te sluiten. Allemaal elementen die de beginnende klimster in mij kon missen. Ik begreep plots hoe klassementsmannen in de Tour De France die waaier en kassei etappes als de pest moeten haten.

Voor de eerste keer in maanden nam ik een koffie uit het voorziene apparaat in het rennersdorp. Daar zaten we te wachten om voor een laatste maal het doorschijnende Australische inschrijvingsbord te tekenen. Op het podium vroeg de speaker wie Justine Vromanne was. Snel trok ik de man bij zijn arm en verwittigde hem dat de ondertussen met paniek in de ogen 18-jarige Justine nog niet echt vloeiend Engels kon praten. Maar slim was dat niet, want uiteindelijk mocht ik in mijn beste Engels voor een zee van mensen gaan uitleggen dat ik het Belgische weertje ‘echt top’ vond.

Het deed me wel wat ontspannen. De weergoden waren tot dusver ook nog niet in actie geschoten. De wind had wel vrij spel maar het bleef bij enkele verloren druppels water beperkt. Ik ging als eerste bij de startstreep staan. In tegenstelling tot wedstrijden in België moesten ze hier de rensters bijna verplichten om naar de start te komen. Ik kon alles dus van op de eerste startlijn mee volgen: foto’s met Cadel Evans, het nationale anthem voor een laatste maal live gezongen, camera’s langs alle kanten en kindjes die met trots het startlint vast hielden. Dat alles deed mijn hartslag opnieuw een beetje zakken. Zolang het droog bleef zag ik geen gevaar.

Het startschot werd gegeven en ik zette mijn nervositeit om in focus. Vooraan koersen was de clue. Zo kon ik niet verrast worden door waaiers, aanvallen of valpartijen door de regen. Ik hield kliekjes van ploegen in het oog, en van zodra ik een ploeg geformeerd naar voren zag rijden ging mijn alarmbelletje rinkelen. De eerste aanval van de dag was voor wie anders dan mijn ploeggenote Marieke. De grote ploegen lieten eerst begaan, ma naar 20 kilometer begonnen ze vol te rijden voor de eerste tussenspurt. Na die tussenspurt was het de beurt aan mijn ander ploegmaatje Minke om mee in de aanval te schieten.

Met vier anderen reden ze tot wel 4 minuten bij elkaar en bleven zo enorm lang uit het zicht van het peloton. Dat peloton dat wel pogingen ondernam tot waaiers, maar daar zelfs tot mijn spijt niet in slaagde. Ik kon me namelijk zo goed vooraan houden dat ik gegarandeerd mee zou zitten in de eerste waaier. Iets dat me enorm veel vertrouwen gaf. De wegen werden glooiender en steiler dat betekende dus dat de we richting finale aan het rijden waren. Het peloton had zich tot nu toe heel rustig gehouden. Het was soms zelfs evenwicht zoeken op een klimmetje om maar niet omver te vallen. Met de kopgroep in gedachte die nog steeds vooruit liep, werd het me zelf iets té rustig. Ik voelde dat het peloton wel eens in een late paniekreactie in actie zou kunnen gaan schieten. En dat voorspelt nooit veel goeds…

Ondertussen was er naast de wind ook regen komen opzetten. Al voelde deze regen niet zo koud aan als in België, het maakte de wegen wel even glad en gevaarlijk. Het peloton begon een versnelling hoger te schakelen en ik verzamelde mijn moed bij elkaar om ook in deze weersomstandigheden mijn plekje vooraan in het peloton vast te houden. Het ene treintje na het andere probeerde de kloof met de kopgroep te dichten en het werd één grote spurt naar de finale toe. De regen was nu wel heel aanwezig en de schaatspiste was bij deze officieel geopend.

Van bij de verkenning twee dagen eerder wist ik dat er richting de laatste beslissende klim een grote afdaling op ons stond te wachten. Eentje waarbij je op het droge zelfs al op je hoede moest zijn. Nog steeds vooraan geplaatst samen met mijn ploegmaatje Jenna, probeerde ik mee als een kip zonder kop de afdaling in te gaan. Op zich waren de wegen enorm breed en was er dus plek genoeg voor iedereen. Maar toch begon er iets in mij mij te waarschuwen en zakte ik beetje per beetje mee richting staart van het als een speer dalende peloton.

‘Hier gaat mijn kans op een mooie plek!’ dacht ik bij mezelf. De steile klim waar we in volle vaart naar het toe aan het dalen waren, lag me wel. Maar op de verliezende positie waar ik nu zat en de klim zou aanvangen, zouden mijn kansen al van voor aanvang verloren zijn. Plots hoorde ik een opmerkelijk geluid. Mijn alarmbel begon gloeiend te rinkelen en mijn ogen zochten bliksemsnel de oorzaak van het signaal. Vreemd genoeg kwam de bevestiging van wat mijn oren hadden waargenomen pas enkele seconden later. Alsof iemand een steen had geworpen midden in het peloton en rensters er als een kring omheen rond vielen. Het effect dat je normaal hebt als je een steen in het water gooit.

Mijn eerste reflex was dan ook meteen: hard remmen! Maar de spiegelgladde achtergrond maakte me snel genoeg bewust dat dat geen goed idee was. Mijn achterwiel maakte een zwieper die ik nog maar net goed recht kon zetten. Overal zag ik rensters liggen. De oh zo brede baan was versperd met fietsen en rensters die hun hoofden of andere lichaamsdelen beschermden van wat nog komen kon. Vol concentratie en adrenaline baande ik me er een weg doorheen. Achteromkijken durfde ik niet want de ravage was enorm.

Vanaf dat moment zette ik mijn automatische piloot knop aan. Ik zag dat het overgebleven peloton niet ver weg was, maar echt dichterbij raken lukte niet meer. De klim was nu te dichtbij en iedereen wou er als eerste aan beginnen. Ik reed enorm voorzichtig rond en had schrik om ook nog door een domme glijpartij het asfalt te kussen. Een val zo vlak voor een lange vlucht kon ik enorm missen. Op de klim kon ik samen met mijn ploegmate Nicole nog wat rensters inhalen. Maar in de afdaling moest ik ook Nicole laten gaan. De angst was er enorm ingekropen.

‘Top 35!’ werd er plots vanuit de volgauto geroepen. Ik begreep niet hoe dat nog kon maar ik zette alles op alles en perste er nog een laatste 10 kilometer solo uit. Wat ik onderweg nog zag, sprak al de verbeelding. Een motard die op de grond lag, rensters die op een rotonde de verkeerde afslag namen en zo de renster achter mij vol in de zij mee namen bij het terugdraaien… Het was opletten geblazen tot de laatste meters. Maar opgelucht kon ik mijn tellertje afdrukken op een 31ste plaats. Ik had zonet een kleine oorlog overleefd en de cafeïne ging nog als een gek tekeer door mijn lichaam.

Wanneer ik nieuwsgierig vroeg waar ploegmaatje Jenna was geëindigd, keek onze verzorger Herman me vreemd aan. ‘Jenna? Die heb ik nog niet gezien!’ Shit! Dacht ik bij mezelf. Dan moet Jenna er bij gelegen hebben! Nog geen twee minuten voor de val, zat ik nog precies bij haar vooraan. Na wat bang afwachten kwam gelukkig het nieuws dat met Jenna alles oké was! Een paar schaafwonden en draadjes in haar elleboog gepaard met een checkup in het ziekenhuis deden ons gerust stellen.

Een enorm spannende afsluiter, maar tegelijk ook, ondanks de val, een heel mooie!

Liefs,

Mieke back from Down Under

Pictures: VeloFocus

Lees ook...