13 september 2017
Normaal neem ik je mee in mijn wedstrijd zelf, maar het zou zonde zijn mocht ik je de 24 uur die we voor de start beleefden onthouden. Die waren op zijn zachtst uitgedrukt al een even groot avontuur op zich.
Mijn Lotto Belgium Tour was geen succes geweest. Veel pech weerhield me van goede resultaten. Maar veel tijd om hierover te piekeren had ik niet. De volgende ochtend zat ik namelijk al op het vliegtuig richting Madrid. Eenmaal aangekomen in de luchthaven besloten mijn ploegmaten en ik om een taxi te nemen naar het hotel. De teambus en wagen waren namelijk nog niet ter plaatse.
Tegen 150-160 per uur vlogen we naar het hotel. De taxibestuurder leek die snelheid heel normaal te vinden en racete rustig verder over de Spaanse wegen. Bij aankomst checkten we in. Nu ja, dat probeerden we toch. De receptioniste legde in het gebrekkig Engels uit dat ons team niet op de lijst stond. We keken mee en zagen tot onze grote verbazing inderdaad geen Lares-Waowdeals gedrukt staan. Enkel FDJ en nog twee andere ploegen pronkten op het witte papier.
Na enig heen en weer bellen bevestigde de organisatie van de Madrid Challenge dat we in een ander hotel werden verwacht. Bleek later dat de organisatie ons al voor een derde keer van hotel hadden geswitcht. Er zat dus niets anders op dan opnieuw een taxi te bellen. Deze taxi –iets minder fris ruikend dan de vorige-bracht ons naar een hotel zo een 15 kilometer verder op in de buitenrand van Madrid.
De GPS gaf nog 350 meter aan. Maar we zagen in de verste verte niets dat nog maar op een hotel leek. Langzaam reed de taxi een doodlopende straat in vol vuile, gekleurde, duistere garages, net zoals in de films. Verbaasd keken we naar elkaar. Hier kon het absoluut niet zijn. En hier wou ik gewoon ook absoluut niet zijn. We zochten zelf op onze gsm het adres op van het hotel en ontdekten dat we één straat verder in moesten. Daar liet de taxi ons achter.
Al snel kregen we in de mot dat het vorige hotel er stukken beter uit zag. Maar ‘de buitenkant kan bedriegen’ hielden we ons zelf voor en we stapten naar binnen. Aan de receptie werd opnieuw met moeite Engels gesproken, maar deze keer leken we wel juist te zijn. Na de toch wel langere reis dan voorzien hadden we behoorlijk honger gekregen. We vroegen aan de receptie of er eventueel een winkel of restaurant was in de buurt op wandelafstand. Maar het antwoord op die vraag was resoluut nee. Enkel het restaurant van het hotel zelf zou ons kunnen bedienen.
Dat restaurant bevond zich vreemd genoeg aan de overkant van de straat. Vol onwetendheid stapten we de zaak binnen. Stukken vlees hingen er aan de muur te drogen en kaas leek er al jaren in een kom met olijfolie te liggen. De olijven op hun beurt leken op het vel van een vrouw van 100 jaar en de hapjes in de toonbank leken er ook al enkele dagen te wachten op hun beurt om opgegeten te worden. Pas toen we ons neerzetten en iemand me er op wees, zag ik op de grond honderden papiertjes en vuiligheid liggen. Dat het geen gezellige bedoeling ging worden was toen al duidelijk.
Al snel kwam er iemand vragen wat we wilden. Maar na drie minuten proberen ontcijferen van de Spaanse menukaart, stuurden we de man terug weg. Nog geen twee minuten later stond hij opnieuw daar. Nog steeds wisten we niet wat we konden of wilden bestellen, dus opnieuw bedankten we de man vriendelijk. Kort daarna kwam er een vrouw naar onze tafel. We vroegen haar enkele dingen, maar ook zij verstond geen Engels. Het was dus al gokkend bestellen en afwachten tot het geserveerd werd. Even later kwam er een koffie met een zakje chocopoeder –stelde een cappuccino voor- en een bordje fruit met daarop twee appels en twee verrimpelde kiwi’s.
Die avond besloten we om ergens anders een restaurant te gaan zoeken. Op safe spelen was een must, de dag voor de wedstrijd. Maar de volgende ochtend konden we niet anders dan opnieuw het restaurant van het hotel op te zoeken. Ik vroeg een broodje en wat fruitsap, maar ik kreeg al snel spijt toen ik de persmachine zag. Na het ontbijt besloot ik nog even op mijn rollen los te rijden. De geur van de omgeving maakte daar niet echt een gezellige bedoeling van.
Na het losrijden had mijn roomie Thalita de Jong ontdekt dat we in de verkeerde zaal hadden ontbeten. Een deur in het restaurant leidde naar een ander zaaltje waar wat eten stond opgesteld voor ons. Exact drie uur voor de start van de wedstrijd, snelde ik nog even naar het zaaltje. Daar stonden nog enkele borden koude, plakkerige, gele rijst en omelet op mij te wachten. Ik draaide mijn knop om en begon het eten naar binnen te spelen. Ik had namelijk energie nodig voor de wedstrijd.
Blij dat we het hotel achter ons konden laten, vertrokken we naar Madrid city. De omgeving veranderde zichtbaar naar een meer toeristische stad en ik begon wat meer spanning te voelen. We parkeerden ons op een grote brede weg vlak naast cafeetjes en restaurants. De belangstelling was iets groter dan anders, vele mensen liepen tussen de teams door en namen foto’s of bekeken aandachtig een fiets.
Bij het verkennen met het team van het rondje, gingen mijn ogen wijder en wijder open. Ik was gewoon letterlijk door de straten van Madrid aan het fietsen. Een citytrip op een wel heel speciale wijze. Het parcours was simpel: een paar haakse bochten en een hellend stukje dat misschien wel na een aantal ronden kon beginnen doorwegen. Eenmaal aan de start begonnen de zenuwen enorm op te spelen. Normaal kan ik die stress vrij goed te lijf, maar nu wou ik het liefst van al zo snel mogelijk van start gaan.
We startten de wedstrijd met een rondje achter de wagen. Het was in elke bocht opletten geblazen en verkennen hoe de collega rensters de haakske bochten namen. Eenmaal de wedstrijd op gang was begon ik me erg op mijn gemak te voelen. Ik genoot echt van de wedstrijd en de omgeving. Het was vechten naar iedere haakske bocht toe maar ik voelde me vrij goed. Ik hoorde de vrouwelijke speaker de vuelta’s aftellen en telde met haar mee in het Spaans.
Met nog twee ronden te gaan kwam ik van achter uit het peloton naar voren geschoten en besloot ik een aanval te plaatsen op het hellende stuk. Ik keek achterom en zag dat het peloton niet reageerde. Ik verwachtte snel te moeten toegeven aan het peloton, maar ondervond dat het best goed ging. Langs de kant moedigden de mensen me aan. Het gaf me even vleugels. Wanneer ik boven kwam sloten er rensters aan. Ik keek achterom en zag dat niet heel het peloton volgden.
Ik probeerde mijn wagonnetje aan te pikken maar moest een paar rensters laten gaan. Bij een haakske bocht kon ik opnieuw aanpikken. Het peloton zat opnieuw in ons spoor. Ik kon de laatste ronde ingaan met een goed gevoel. Wetend dat die laatste ronde wel eens heel hectisch en snel kon worden, probeerde ik me zo goed mogelijk vooraan te positioneren. Maar sneller dan verwacht begonnen er enkele ploegen vooraan volle bak de gas open te draaien. Helemaal opnieuw vooraan geraken was dus onbegonnen werk.
Het was aanklampen geblazen. Ik voelde dat het razend snel ging. Ploegmaatje Daniela Reis passeerde me op links en riep dat ik haar spoor moest volgen. Ik klampte me vast in haar wiel en verplichtte mezelf om alles te blijven geven tot op de eindstreep. Anders wist ik dat ik er nadien spijt van ging hebben. Het was nog een dikke laatste kilometer tot de eindstreep. Echt spurten zat er niet meer in. Het was de weg van een stervende zwaan. Maar voor me zag ik vele rensters de strijd eerder opgeven dan ik, waardoor ik extra motivatie kreeg om door te blijven zetten.
Eenmaal de streep bereikt viel er een grote zucht van opluchting. Ik had mijn eerste World Tour wedstrijd uitgereden en was nog 38ste kunnen worden en 19de in het jongerenklassement. Die dag maakten we er met de ploeg nog een mooie avond van. We zagen Contador afscheid nemen in de VIP van de organisatie met super lekkere hapjes en we zagen ’s avonds Froome op het podium blinken in het midden van Madrid. Het was een ongelooflijke ervaring van start tot finish en ver daarbuiten.
Foto’s: Rueda Lenticular – VeloFocus