21 augustus 2017
De afgelopen dagen waren rijkelijk gevuld met kermiskoersen. Ik maakte er mijn eigen Tour de Kermesse van en selecteerde de wedstrijden die ik zou gaan rijden. Snelle rondjes rond de plaatselijke kerk: dé perfecte voorbereiding op mijn afsluitend wedstrijdprogramma in september.
In Brugge was de massasprint haast onvermijdelijk. Na een aantal aanvalspogingen werd ik telkens opnieuw opgeslokt door het peloton. Één maal leek het een paar rensters en mij toch te lukken om het peloton te slim af te zijn, maar na een ronde werd ook die droom smakelijk opgegeten door de grote groep. Elke ronde bestudeerde ik de laatste lange rechte lijn naar de finish met in het achterhoofd het feit dat het nog maar eens een gevaarlijke spurt zou kunnen worden. In de uiteindelijke laatste rechte lijn kon ik door de buik van het peloton sluw naar voor sluipen met een zesde plaats als gevolg.
Hét wereldkampioenschap der kermiskoersen werd dan weer in Heusden verreden. Nu ja, bij de mannen is dit het wereldkampioenschap kermiskoersen, bij ons leek het wel net een écht wereldkampioenschap. Met maar liefst 150 rensters stonden we aan de start van het kleine plaatselijke rondje met twee bruggen in verwerkt. Het werd een wedstrijdje om ter beste vooraan blijven: eenmaal achteraan het peloton was het game-over.
In de voorlaatste ronde draaiden we opnieuw het smalle pad op dat het peloton meters deed verlengen. Ik bevond me bij de eerste 20 toen plots een renster voor mij als een neergeschoten duif tegen de grond smakte. Tijd om na te denken wat in godsnaam de oorzaak was van de val had ik niet. Ik zag een fiets vlak voor mij dwars over de weg heen mee schuiven. Ik kon geen kant meer op en telde de seconden af naar het moment dat ik daadwerkelijk tegen de grond zou smakken. Enkele seconden later keek ik naar mijn fiets, nam hem beet en sprong er terug op. Rondom mij was er ondertussen een slagveld ontstaan van gevallen rensters en rensters die in rijen stonden aan te schuiven om opnieuw hun wedstrijd te vervolgen. Er kroop er zelfs eentje uit de beek.
Het peloton was ondertussen gaan vliegen. Ik achtte me gelukkig dat er geen problemen waren aan mijn fiets en probeerde naar het eerste groepje voor mij te rijden. Maar pas een minuut of twee na mijn val begon ik aan mijn linkerzijde veel pijn te voelen. Ik zette de pijn om in woede en stak het achtervolgende groepje voorbij op weg naar het peloton. Op de brug kon ik opnieuw de aansluiting maken en bekeek ik de schade die op het eerste zicht mee leek te vallen. In de spurt waren de frustraties door de val nog niet gaan liggen. Ik kon me opnieuw vooraan handhaven en spurtte naar een 10de plek.
Twee dagen nadien was het andere koek in Wilrijk. Mijn val in Heusden had geen schaafwonden veroorzaakt, maar inwendig begon mijn bovenarm en schouder geweldig te protesteren. Het leek wel alsof dat stuk lichaam 10 kilo zwaarder woog en elke beweging die ik maakte veroordeelde. Het was opnieuw een kwestie van vooraan blijven op het kleine rondje en de pijn verbijten. Dat bleek ook later wanneer er maar liefst 40 rensters van de 71 de wedstrijd vroeger moesten verlaten. Met een 12de plek kon ik niet anders dan tevreden zijn.
Met enige twijfel ging ik de dag nadien toch maar van start in Brasschaat. De benen voelden goed aan maar de arm liet opnieuw begaan. Uiteindelijk leek het toch niet de beste keuze die ik had gemaakt. Het kleine rondje van 2,4 km bevatte immers een kasseistrook van ongeveer 500 meter. 30 keer mocht ik deze strook aanvatten, het werd 30 keer overleven en op de tanden bijten. Mijn spurt verliep minder vlot dan de twee wedstrijden voordien en ik eindigde op een 21steplaats. Al bij al blij dat ik mijn arm niet nog meer moest belasten met de afvallingswedstrijd die nadien volgde met de eerste 20 rensters.
Ik besloot om de volgende dag een doorgedreven training te houden met De Spildoren, de toeristengroep waarmee ik dikwijls train. En zo de wedstrijd van de dag er op in Haasdonk over te slaan. Zo kon mijn arm enigszins nog rusten voor de laatste en belangrijkste wedstrijd: de GP Sofie De Vuyst in Steenhuize.
Een wedstrijd georganiseerd door de supportersclub van ploegmaatje Sofie De Vuyst die sterk aan het recupereren is van een zware val die ze bijna drie maanden geleden maakte. Samen met de ploeg vonden we het dan ook niet meer als normaal om in Steenhuize er een mooie wedstrijd van te maken voor Sofie. Het was een klein pittig rondje met enkele stukken bergop. Ook de wind was sterk komen opdagen.
In de derde ronde ging ploegmaat Thalita de Jong er in haar eentje van door. Ze reed al snel meer dan een minuut bij elkaar. Elke ronde volgde ik haar voorsprong op de voet. En elke ronde zag het er als maar beter uit: ‘het gaat ons hier lukken voor Sofie!’ Opnieuw bestudeerde ik de laatste rechte lijn naar de finish, maar ik wist niet hoe goed mijn kansen lagen door de laatste gevaarlijk snelle afdaling vlak voor de witte lijn. Wanneer Thalita haar zegegebaar maakte, probeerde ik me vooraan te positioneren en vond ik het wiel van ploegmaat Bryony van Velzen. Wanneer Bryony de spurt aanzette, volgde ik haar spoor en merkte ik dat het tussen ons ging gaan voor de winst van de pelotonspurt en dus voor de derde plaats. Ik perste er alles uit, maar was al even blij met een vierde plaats als met een derde. Een mooi geschenk voor Sofie: plaatsen 1, 3 en 4, bijna een compleet podium!
Vorig jaar moest ik tevreden zijn met een twaalfde plaats als beste resultaat. Nu kan ik al elf top vijftien plaatsen achter mijn naam schrijven. Een positieve vooruitgang waar ik zeker mijn motivatie uit haal. Ik kijk dan ook enorm uit naar het laatste (maar mooie!) deel van het seizoen.
X Mieke
Foto’s: Donald Peuteman, François Donders, Julien De Bock, Paul Hinninck