9 januari 2017
Daar wil ik ooit ook rijden.
Hét Belgisch Kampioenschap veldrijden.
Die magische sfeer, de in Belgische driekleur verkleedde mensen, de specifieke crossgeur, het typische mistige donkere weertje, de onweerstaanbare spanning in de lucht.
Daar, daar wou ik ooit aan de start staan.
Ik had nog nooit een crossfiets aangeraakt. Ik had nog nooit gevoeld hoe het was om je fiets onder controle te houden op onverharde grond.
Maar daar, daar wou ik ooit aan de start staan.
Dat moet zo’n vijf jaar geleden zijn. Zo’n vijf jaar geleden ook dat ik deze foto maakte op het Belgisch Kampioenschap in Hooglede. Woutje Van Aert – toen nog. Ik was jaloers op iedereen die er rond reed. Ik wil dat ook. En om mezelf een beetje te troosten legde ik alles op beeld neer.
En plots, vijf jaar later, zat ik mijn eigen nummers vast te spelden. Bij gebrek aan een schaar, sneed ik mijn armnummers zorgvuldig bij met een breekmes. Ik had stress. Veel stress. Ik kreeg mijn eten met moeite binnen, maar begreep niet waarom. Ik heb hier helemaal niets te bewijzen, ik kom hier puur voor mijn plezier. Maar toch zorgde de specifieke sfeer voor een bepaalde spanning. Ik mag hier niet afgaan, niet voor zoveel mensen.
Ik kon me niet inbeelden wat er nu door de hoofden ging van de rensters en renners die wél een plekje te verdedigen hadden. Als ik al zoveel stress heb, wat zouden zij dan wel niet hebben? Warm ingeduffeld -iets te warm- slalomde ik door de mensenzee richting parcours. Ik verkende het rondje voor de zoveelste keer en dacht bij mezelf voor de zoveelste keer: wàt een klotebrug.
Bij mijn terugkeer naar de auto werd ik tegengehouden door een vrouw. ‘Mag ik iets vragen? Zouden mijn twee dochtertjes een handtekening mogen?’ Mijn hart smolt. Ik? Een beetje onwennig gaf ik beide kleine meisjes m’n handtekening, afsluitend met ‘xxx – Mieke’. De vrouw vertelde trots dat ze beiden ook crosten en dat ze het heel goed deden. Ik zag mezelf in hen, enkel was ik op die leeftijd veel te verlegen om renners aan te spreken. En ben ik dat stiekem nog steeds.
De tijd begon te slinken. Ondertussen had ik de man van het openbare toilet al behoorlijk gesponsord. Maar met een grote glimlach bleef hij me keer op keer succes wensen. ‘Dat meisje is behoorlijk zenuwachtig,’ moet hij gedacht hebben. Het was tijd om m’n rollen op te kruipen. En nog geen minuut later stond er een man naast mij.
‘En wie gaat er winnen vandaag?’ Hoewel hij op enkele meters stond, rook ik de dranklucht tot in mijn neusgaten. ‘Ik denk Sanne Cant,’ vertelde ik de man. Ondertussen waren die meters al centimeters geworden. ‘Sanne wie? Ik dacht dat ze zeiden dat er een Van Aers gaat winnen?’ Al snel had ik door dat het geen zin had om de conversatie verder te zetten. Mijn muziek zette ik subtiel een paar tellen luider.
Nog tien minuten voor de start, encore dix minutes devant la départ! De vertrouwde speakerstem bracht me wat rust. Het appel ging van start en enkele minuten later werd de wedstrijd in gang gefloten. Maar nog voor ik wel en goed in mijn pedalen zat geklikt, merkte ik gedrum op net voor mij. Geen vijf seconden later maakten een paar rensters een smak tegen de grond. In mijn hoofd flitste de gedachte: ‘hier is geen ontkomen meer aan’ en zag ik mezelf al de hoop op de grond vervolledigen. Tot m’n verbazing lukte het toch om me nog net recht te houden. Maar de eerste rensters bevonden zich al aan de eerst volgende bocht. Ik kon nog net achteraan de aansluiting maken.
Oef, dat was nipt. Ik daalde het eerst volgende bruggetje af, maar werd verrast door een renster die plots een dwarse beweging maakte. Er was geen ontkomen meer aan. De renster pakte mijn voorwiel mee, waarna ik vol op de grond smakte. Mijn nieuwe trui was meteen gedoopt. Mijn rechter shifter stond volledig scheef en mijn ketting bengelde halfweg mijn fiets. Miljaar. Rustig probeerde ik de ketting er terug op te leggen. Nog half bekomend van de val.
Shit. Even dacht ik niet meer te kunnen schakelen. Behoorlijk nodig, want het grote gevaarte stond me al met een sarcastische glimlach op te wachten. Dé brug. Nog net op tijd kreeg ik mijn ketting verlegd. Met een scheve shifter, een pijnlijk scheenbeen en een verdwaasde kop reed ik voor de eerste keer de brug op. De duik in het zand was magisch maar eng tegelijk. Ik kon mijn evenwicht nog net bewaren.
Ondertussen hoorde ik de speaker verslag uitbrengen van de koploopsters. Het beloofde een spannende wedstrijd te worden. Stiekem keek ik op de schermen mee. Maar ook het publiek hield ik in het oog. De ijzige stiltes, de typische schrikreacties, de commentaren, het juichen. Alles ving ik op. Nog nooit had ik een wedstrijd op zo een manier beleefd. Dat ene meisje dat normaal foto’s nam langs de kant, zat nu gewoon midden in het hele gebeuren.
Het enige moment dat ik niet genoot was op dé brug. De klotebrug. Telkens beloofde ik mezelf: ‘komaan dit is de laatste keer.’ En hoewel ik wist dat dat een leugen was, besloot ik mezelf toch te geloven. Telkens opnieuw bij het beklimmen ging er maar één woord in mij om: klotebrug, klotebrug, klotebrug, klotebrug, klotebrug, klotebrug,… Op de beats van mijn gemor stampte ik me omhoog. Maar ik bleef omlaag kijken, zodat ik niet hoefde te zien hoe ver het nog was tot boven. De ene keer kwam die ‘boven’ verrassend snel, de andere keer pijnlijk laat.
Maar toch. Ik heb enorm genoten van mijn Belgisch Kampioenschap. Het was een unieke ervaring met enorm veel geweldige support.
Mij zien ze volgend jaar zeker terug op het Belgisch Kampioenschap in mijn Koksijde.
xxx – Mieke
Bij deze als afsluiter nog een kleine ode aan Niels Abert:
Foto’s: Robin Du Laing, Peter Geelen, Startbox