De vroege vlucht

D –1 

Mijn hart maakt een vreugdesprongetje bij het zien van mijn taak voor de volgende dag. We zitten aan de vooravond van het klassieke voorjaar en hebben net het parcours van de Omloop een laatste keer overlopen. ‘Julie en Mieke, jullie proberen mee te zitten in de vroege vlucht. Het is een lange aanloop, dus de ontsnapping kan lang meegaan.’ zegt ploegleidster Grace. ‘Ja, volgens mij is er eens een ontsnapping geweest van meer dan 6 minuten in de Omloop!’ reageert één van mijn ploegmaatjes. Ik grinnik bij de gedachte alleen al. ‘Stel je voor!’ antwoord ik dan ook enthousiast. 

Al een hele week zit ik met mijn gedachten bij de Omloop. Het parcours ken ik volledig van buiten, elke put, bocht, kassei of klim weet ik perfect liggen. Het is dan ook één van mijn favoriete klassiekers. Tijdens de laatste verkenning op woensdag, begin ik te dagdromen over een aantal scenario’s die zouden kunnen gebeuren. Ik ben gebrand om mezelf te laten zien en daarbij zou een vroege ontsnapping de ideale manier zijn. 


D-Day
 

Ik ben nog nooit zo kalm geweest de ochtend van de eerste klassieker. Ik heb mezelf de laatste dagen zo gefocust op die ontsnapping, dat ik ervan overtuigd ben dat het niet kan mislopen. Ik moet en zal erbij zijn. Wat me in de Ronde vorig jaar gelukt is, moet nu ook lukken. En dat vertrouwen in mezelf brengt me volledig tot rust. Een gevoel dat ik eerder nog niet veel meemaakte.  

Eenmaal onze bus t’ Kuipke binnenrijdt, voelt het aan alsof er zo meteen een nieuw schooljaar van start gaat. Alles ziet er zo vertrouwt uit. Mijn hart maakt opnieuw een sprongetje en mijn enthousiasme schiet de lucht in. Ik heb zo veel zin in deze dag, dat ik met mijn energie geen blijf weet. Op TikTok kom ik een toepasselijke video tegen die zegt dat het vandaag de dag is om ‘ambitchious’ te zijn. Perfecter kan ik het niet verwoorden en ik plak het woord als grap op mijn stuurpen, een stuurkaartje heb ik vandaag toch niet nodig. 

Tijdens de ploegpresentatie in ‘t Kuipke wordt mijn glimlach alleen maar breder. Meer en meer mensen lijken de weg te vinden naar onze wedstrijden en het maakt me nieuwsgierig naar wat komen gaat. Naar goeie gewoonte verlaat ik de bus op het allerlaatste moment en fiets ik rustig naar de start. Sinds het BK in Gent, heb ik een klein bijgeloof gecreëerd waarin ik denk dat het geluk brengt om als allerlaatste over de startstreep te bollen. Dus wanneer de Omloop Het Nieuwsblad eindelijk in gang wordt geschoten, besluit ik om dat nog eens te proberen.  


Tijdens neutralisatie maak ik mezelf niet druk en bekijk ik alles rustig vanaf de laatste rij. De kans dat de eerste beste aanval meteen vrijgeleide krijgt, lijkt me dan ook zo goed als onbestaande. Eenmaal de rode vlag plaats maakt voor de groene, schakel ik mijn knop om en begin ik aan mijn missie: ik moet en zal in de vlucht zitten. Zoals verwacht schiet het peloton meteen in gang en volgen de aanvallen elkaar op. Ideaal voor mij om zonder al te veel gedrum mij een weg te banen naar voor. Ik bekijk die inspanning dan ook als de perfecte opwarming voor wat komen gaat. 
 

De vroege vlucht 

Wanneer ik bijna vooraan kan plaatsnemen, passeer ik ploegmaatje Julie aan de andere kant van de weg en wil ik haar toeroepen ‘Julie, ik ben hier dan ook hé!’ Maar net op dat moment besluit een andere Julie (Stockman) het hazenpad te kiezen. Ik zat al in haar wiel en hoef dus alleen maar mee te glijden. Ik kijk achterom en zie nog twee anderen in de achtervolging. Eenmaal zij komen aansluiten, kijk ik een tweede maal achterom en zie ik tot mijn grote verbazing het peloton zich terug tot een bolletje vormen. Ze laten begaan. 

We zijn met vier weg. In het peloton hebben een paar enkelingen al snel door dat dit wel eens dé ontsnapping kan zijn en proberen ze de situatie nog te redden. ‘Een paar man extra zou geen kwaad kunnen,’ denk ik bij mezelf. Maar uiteindelijk kan maar één renster nog de oversteek maken tot ons groepje. Al snel komt er een eerste tijdsaanduiding in het oortje: ‘15 seconden voor de kopgroep,’ klinkt het. Ik kijk naar beneden en zie 6 km op mijn Garmin staan. Nadien begin ik te overlopen wie mijn metgezellen zijn, maar ik kan enkel Julie Stockman en mijn oud ploeggenote Lotte Claes herkennen.  

Het duurt niet lang voor we een minuut bij elkaar hebben gefietst. Ik haal opgelucht adem. Dit ging makkelijker dan gedacht. De wegen die nu volgen, zijn maar op een paar kilometer verwijdert van mijn huis, iets wat extra energie geeft. ‘Ik ben blij dat ik hier zit!’ zeg ik tegen Lotte. ‘Ja amai ik ook, veel fijner dan in dat peloton zitten hé!’ antwoordt Lotte. ‘Gewoon genieten nu!’ zeggen we nog tegen elkaar. 

Het signaal met de volgwagen mindert en mindert, de laatste tijdsaanduiding moet iets van rond de vijf minuten zijn geweest, maar sindsdien heb ik Grace niet meer gehoord. ‘Het zou mooi zijn mochten we Oudenaarde nog met een kleine voorsprong kunnen binnenrijden,’ denk ik bij mezelf. Dat is na zo’n 75 kilometer. Als eerste op het menu staat de Paddenstraat. Op zich geen groot gevaar maar toch schieten er plots mini rampscenario’s rond in mijn hoofd. ‘Stel dat ik hier een fout maak, stel dat ik lek rijd, stel dat ik val.’ Maar gelukkig verloopt alles vlot en ronden we even later ook de Lange Munte foutloos af. Op naar Oudenaarde! 


Na 1 uur koers tikken we de 40 kilometer aan. Er komt even later een nieuwe tijdsaanduiding binnen. ‘Mieke, jullie hebben 10 minuten op het peloton.’ Verbaasd roep ik naar mijn medevluchters dat we 10 minuten hebben. Eén voor één komen ze bij me langs, ‘Ben je daar zeker van?’. De bordjesman op de moto komt enkele minuten later langsgereden ter bevestiging: de volle 10 minuten voorsprong. Even voor we Oudenaarde binnenrijden hoor ik plots luid en helder in het oortje: ‘Mieke, laat u maar eens afzakken hé, we zijn bij jou.’ Ik kijk achter mij en zie de knalrode BMW mijn richting uitkomen.  

Ik glimlach breed bij het zien van Grace en mechanieker Arno in de volgwagen. ‘Heel goed hé meid, blijven eten en drinken en energie sparen. Deze ontsnapping kan ver komen hé!’ roept Grace. Ik knik enthousiast. Tijdens de laatste rechte lijn richting Oudenaarde beginnen de kriebels te komen. De wind komt nu stevig van links en het peloton is in de verste verte niet te bespeuren. Nog straffer zelfs. We passeren een volledig nieuw konvooi met rode vlag dat het peloton staat op te wachten.  

Bij het indraaien van Oudenaarde wordt het menens. De hellingen en kasseien gaan elkaar nu in een snel tempo opvolgen. De eerste aan de beurt is de Edelare. Ik hoor een motor dichterbij komen en kijk naar rechts. De TV-moto is daar en de grote glimlach van Paul Herygers straalt me tegemoet. ‘Dag Mieke!’ Ik moet lachen. Paul was er ook bij op de moto toen ik vele jaren terug in mijn eentje in de ontsnapping was getrokken in de Diamonds Tour in Nijlen. Daar sprak hij toen de lovende woorden ‘Goed bezig, meiske!’ Iets wat we ons altijd zijn blijven herinneren. 

Een paar minuten later rijdt opnieuw de man met het bordje voorbij. 13 minuten prijkt op het bord en ik kan mijn ogen haast niet geloven en schud van nee. What the fuck is er allemaal aan het gebeuren?’ Bij het bovenkomen van de Edelare maak ik me klaar voor het duo Wolvenberg – Holleweg. Ik probeer iedereen duidelijk te maken dat we met de 13 minuten voorsprong die we hebben, niet al te gek de hellingen en kasseien moeten oprijden. De Wolvenberg verloopt vlot, maar op de Holleweg schiet een te gretige Lotte in gang. Ik maak me kwaad en roep haar om snelheid te minderen. ‘We moeten samenblijven!’ 

Het stevige tempo op de slecht liggende kasseien van de Holleweg heeft één slachtoffer gemaakt. Julie Stockman heeft moeten laten begaan en dat maakt dat we nog met vier rensters overschieten. De kasseien van de Jagerij neem ik voor mijn rekening. Nuja, daar kan je vol voor het boordje kiezen, dus daar maak ik dan ook gretig gebruik van. De volgende helling op het menu is er eentje met een groot uitroepteken. De Molenberg brengt mij, sinds mijn ontsnapping in de Ronde van vorig jaar, niet te beste herinneringen. Daar schoot ik toen vol in de krampen en moest ik de kopgroep laten gaan. 

Dat mag nu absoluut niet gebeuren en dus begin ik opnieuw mijn metgezellen toe te spreken. Dit keer niet om hun te helpen, maar eerder om mijn eigen vel te redden. ‘We gaan die Molenberg samen over!’  We draaien links op en ik zie mijn ploegmate Maureen enthousiast supporteren. Het zoveelste bekende gezicht langs de kant dat me extra moed geeft. We nemen een strak maar nét doenbaar tempo aan en opgelucht haal ik adem wanneer ik de laatste kassei onder mijn achterwiel voel uitglijden. ‘Oef.’ 


De Haaghoek en Leberg volgen snel en ook dat duo overleef ik zonder problemen. Nog steeds lijkt er amper iets van onze voorsprong verdwenen te zijn bij het rijden richting Berendries. Maar stelselmatig begint de verzuring in mijn benen de bovenhand te nemen. Tal van gedachten spoken door mijn hoofd en ik weet even niet meer wat er allemaal aan het gebeuren is. Ik had tal van scenario’s doorlopen afgelopen week, maar deze was daar absoluut geen van. Zo meteen beginnen we aan de Berendries en er is nog steeds geen sprake van een peloton achter ons.  

Bij het oprijden van de Berendries voel ik dat mijn benen op het randje van de krampen staan. Ik probeer mij dan ook krampachtig vast te bijten in het wiel voor mij en verbied mezelf om ook maar het kleinste gaatje te laten. Op de top roept iemand ons toe: ‘8 minuten, jullie rijden voor het podium hé!’ Ik kijk de man gek aan en geloof er niets van. Wat zegt hij nu?’ 

Wat ik op training zelfs geen hellingen noem, voelt nu aan als de grootste col die ik moet zien te overleven. De Elverenberg en het Vossenhol duwen de verzuring tot aan mijn oren maar opnieuw weiger ik een meter prijs te geven. Traditiegetrouw staan daar elk jaar vrienden te wachten op mijn komst met een colaatje. Nu passeer ik hen daar plots in volle finale op kop. Het kan echt niet absurder denk ik bij mezelf. De cola mag ik niet aannemen, maar hun aanmoedigingen geven mij opnieuw een boost. 

Meer en meer wordt mijn hoofd één grote chaos. ‘What the fuck is dit allemaal?’ spookt wel honderd keer door mijn gedachten. De vermoeidheid loopt op. Helder nadenken lukt niet meer, maar één ding weet ik wel zeker en dat is dat ik moet blijven gaan. Het typische geklop van de helikopter schudt mij wakker. ‘Ik zit dus echt nog steeds in de kopgroep in volle finale van de Omloop Nieuwsblad hé?’ Ronddraaien loopt moeizamer en ik laat de langere kopbeurten over aan Lotte en de Poolse Nerlo.  


De verzuring zit nu tot achter mijn oren en ik besef dat de Muur wel eens een moeilijke opdracht kan worden. Ik hoop ergens nog te recupereren in het stuk richting Muur toe, maar de brug dat ons binnen Geraardsbergen leidt, lacht me al veel te snel toe. ‘Hier gaan we dan.’ denk ik bij mezelf. Maar van zodra Lotte de eerste kassei van de Vesten aanraakt, versnelt ze en gaan in mijn lichaam alle alarmbellen af. Hoe graag ik ook wil, mijn benen hebben geen reactie meer in huis en ik ga verplicht op zoek naar mijn eigen tempo. 

Lotte, de Poolse en de Italiaanse rijden van me weg. Al is het beste bij die laatste er ook af. Terwijl ik de Muur omhoogklauter, word ik door iedereen luid aangemoedigd. Langs alle kanten hoor ik mijn naam en ik sta ervan versteld dat deze mensen überhaupt weten wie ik ben. Het geschreeuw is zo luid, dat ik mijn benen even niet lijk te voelen en ik hijs me over de top heen. ‘Oké, opnieuw focussen nu. We rijden nog altijd voor het podium, die Italiaanse is niet zo ver weg.’ moedig ik mezelf aan. 

In de verte zie ik een knalrode auto staan, ik nader en zie mechanieker Arno half op de weg staan. Als een gek schreeuwt hij me vooruit alsof zijn leven ervan afhangt. Opnieuw dringt het binnen dat het nog altijd menens is. Dat ik nog altijd in dé finale zit van de Omloop Nieuwsblad en dat ik hier zelfs nog steeds in de running ben voor een podium. Maar ik ben kapot. Mijn lichaam doet overal pijn. En toch blijf ik stampen. Vanuit de wagen word ik nu geen seconde meer alleen gelaten. De ene aanmoediging volgt na de andere. Hier heb je zo hard voor gewerkt hé meid!’ roept Grace. De Bosberg is de laatste helling van de dag. Ik zie de Italiaanse voor mij rijden en focus mezelf op haar. Eenmaal boven ga ik op de trappers staan en zoek ik opnieuw mijn ritme. De allerlaatste 10 kilometer gaan in. 


De langste 10 kilometer van m’n leven 

Ik trek en duw op mijn pedalen, mijn pijngrens negeer ik volledig. Ik herinner me dat er tijdens de meeting was gezegd dat de laatste 10 kilometer tegenwind zouden zijn. Tijdens de meeting waren die 10 kilometer het laatste van mijn zorgen, maar nu zijn ze mijn hoofdzaak. Toch blijf ik gaan. Ik kan en mag mezelf niet teleurstellen. Als ik nu opgeef, ga ik daar ongelooflijk veel spijt van hebben en dus ga ik door. De kilometers tellen vreselijk traag af en de weg richting Ninove lijkt eindeloos lang te duren.  

‘Niet schrikken Mieke, maar Demi en Puck zijn op komst.Ik schrik uiteraard wél en maak me klaar om bij het snelle duo aan te pikken. Ik sprint naar het wiel van Demi en slaak een zucht. Ik mag dit wiel absoluut niet meer laten gaan. Voor de duizendste keer schiet er door mijn hoofd: ‘What the fuck ben ik hier aan het doen? Ik zit hier gewoon op 3 kilometer van de finish van dé Omloop in het wiel van Vollering en Pieterse.’  


De volgende bocht naar links is er eentje die ik ken. Op deze wegen train ik vaak. Maar Puck lijkt deze bocht minder goed te kennen en gaat hem veel te snel in waardoor ze moet corrigeren. Omdat ik het gevaar al zag aankomen, anticipeer ik en rem ik veel te vroeg. Zowel Demi als ik komen op een gaatje en moeten terug naar het wiel van Puck rijden. Maar de weg loopt wat op en ook al trap ik de ziel uit mijn lijf om terug aan het wiel te komen, het duo rijdt verder en verder van me weg.  

Even verder staan mijn beste vrienden langs de kant. Ze schreeuwen de ziel uit hun lijf, maar ik schud van nee en roep dat ik kapot ben. Ik wil hen zo graag trots maken, maar ik kan gewoon niet meer. Ook vanuit de volgwagen blijven de aanmoedigingen non stop komen. Maar dan komt, met nog twee kilometer te gaan, het nieuws uit de wagen dat mijn benen volledig dichtsnoert: Het peloton is daar Mieke, probeer er nog alles uit te halen, kom op!’ Ik kijk achterom en sta oog in oog met een aanstormende bende. Niet veel later word ik overruled door een compacte groep.  

Van gans de dag had ik nog geen peloton gezien, ik schrik dan ook van het ganse gebeuren rondom mij. Ik probeer nog aan te pikken maar van zodra ze de laatste bocht aan gigantisch hoge snelheid instormen, blokkeer ik en moet ik ook hen laten gaan. De teleurstelling tiert door mijn hoofd en ik kom net achter het peloton binnen. Huilend stort ik neer op de grond. Dit was té mooi om waar te zijn. Ik was zó dicht, zo dicht bij een waanzinnig resultaat voor een renster zoals ik. Uiteindelijk heb ik geen resultaat behaald, maar wel een waanzinnige herinnering voor het leven. Want ik ga het nog één keer herhalen en dan stop ik er mee, maar: What the fuck is er die dag gebeurd?!’  

Foto’s: Elvire Van Ooteghem – Elissa Pieters – Milan Berckmoes – Gionvanni Vandenberghe – Photonews

Lees ook...