6 maart 2018
Nog nooit heb ik mijn winter zo snel zien voorbij vliegen als dit seizoen. Nu ja, de spreekwoordelijke winterperiode van het wielrennen dan. De échte koning winter is nog steeds met volle trots aanwezig. Jammer genoeg.
Gelukkig kon ik mij afgelopen maand in warmere oorden voorbereiden op het wegseizoen. Drie weken trainen op Spaanse bodem met daarop aansluitend meteen mijn eerste rittenkoers: la Setmana Ciclista Valenciana. Hoewel ik al weken van tevoren wist dat ik daar mijn eerste rugnummer zou opspelden, kwam de eerste wedstrijddag toch redelijk onverwacht. Pas de avond voor de wedstrijd begon ik te beseffen dat mijn seizoen dadelijk weer van start zou gaan.
Op de dag van de eerste rit sloeg de jaarlijkse traditionele stress toe. ‘Hoe is het gesteld met mijn conditie?’ ‘Ben ik wel goed genoeg?’ ‘Wat als…’ In de auto op weg naar de start maakte ik mijn mechanieker en verzorger gek door op het luidste volume liedjes van Samson en Gert of Spring af te spelen. Voor mij was dat de ontspanning die ik nodig had, maar of het dat net voor hen ook zo was, betwijfel ik.
Rit 1
Een opluchting zou ik het niet noemen, maar ik was toch wel blij wanneer eindelijk het startschot weerklonk. Het pak van om en bij de 170 rensters trok zich op gang. Dat het voor velen de eerste wedstrijdkilometers waren, was duidelijk te merken. De nervositeit in het peloton was groot. En uiteraard wou iedereen dat ene plekje vooraan bemachtigen. Ik mocht geen enkel moment de focus verliezen. Elke seconde schuilde er wel ergens gevaar.
De eerste 60 kilometer waren zo goed al vlak. Ik tankte zelfvertrouwen uit het goede gevoel in mijn benen. Maar het was constant vechten voor een plek vooraan. Ik leek wel een molen die rondjes draaide in het peloton. Vlak voor de eerste echte klim van de dag gebeurde hetgene dat ik al van bij het begin zag aankomen: de nervositeit eiste zijn tol en in het midden van het peloton vielen de eerste slachtoffers.
Ik kwam stil te staan en sloot me zo snel mogelijk aan bij het rijtje rensters die zich een weg probeerde te banen langs de gevallen collega’s. Wanneer ik eindelijk terug met beide voeten in het klikpedaal zat, zag ik de voorste gelederen van het peloton verder en verder weg rijden. Ik besloot om zo snel mogelijk opnieuw de aansluiting te maken, maar bergop stond dit gelijk aan een parkeerticketje afhalen en na enkele minuten stond ik dan ook geparkeerd.
Rit 2
Ook de tweede rit begon vlak. Opnieuw ging ik de strijd aan met het proberen opschuiven naar voren. Maar de nervositeit bleek niet echt gebeterd te zijn. Ik probeerde me voor de klim zo goed mogelijk vooraan te positioneren, met de mindere ervaring van de dag er voor in het achterhoofd. Dat leek me in eerste instantie goed te lukken, maar eenmaal bergop kon ik het hoge tempo niet lang volhouden en kwam ik al snel weer achteraan te zitten.
Ik sloot bij een groepje rensters aan en probeerde het iets rustigere tempo te volgen.
Eenmaal de top bereikt, zette ik opnieuw de achtervolging in tijdens de afdaling. Hetgene waar ik op stage harder en beter leek op geoefend te hebben dan het klimmen zelf. Ik raapte enkele rensters op en belandde opnieuw in een klein groepje op weg naar de laatste 30 km. 30 behoorlijk saaie kilometers rechtdoor. Ik verbood mezelf telkens op mijn Garmin te kijken om de kilometers af te tellen, want die schoten voor geen meter op.
Met nog zo’n 10 kilometer te gaan, sloot er een grotere groep rensters opnieuw aan. Ik besloot mijn sprint te oefenen en mij te concentreren op de laatste kilometers. Alles leek perfect te lopen, ik kon me vooraan positioneren en mijn benen leken klaar voor een laatste inspanning. We lieten de saaie lange rechte wegen voor wat ze waren en draaiden voor de laatste kilometers de stad in. De ene rotonde na de andere volgde zich op en de straten werden smaller.
Nog één kilometer zag ik op een bordje langs de weg en ik nam de derde positie in. Een politieman stond in de verte langs een rond punt op zijn fluitje te blazen. Zijn handen gebaarden dat we snelheid moesten minderen. We moesten de rotonde namelijk helemaal buitenom naar links nemen. Ik minderde vaart en sneed de rotonde langs binnen af om mijn positie zo goed als mogelijk te houden. Maar voor ik het besefte gingen gelijktijdig mijn voor- en achterwiel onderuit. Er was geen corrigeren meer aan.
Ik kwam hard tegen de grond en zag mijn fiets enkele meters verder liggen. Mijn normale reflex om mijn fiets zo snel mogelijk op te pakken en verder te rijden, kwam niet meteen in me op. Ik moest even bekomen en voelde een helse pijn in mijn linker elleboog en heup. Ik leek net over ijs gefietst te hebben en hard op de koude ondergrond terechtgekomen te zijn. Maar ik zat in Spanje en er was nergens ijs te bespeuren.
Iemand hielp me opnieuw rechtop, ik kroop verkrampt terug op mijn fiets en overbrugde de laatste meters richting finishlijn. Later bleken er wel meerdere rensters op diezelfde rotonde de grond gekust te hebben. Mijn frank viel en ik zag in een flits opnieuw de politieman teken doen rustig langs de rotonde te rijden.
Rit 3
De derde rit was er eentje van 137 kilometer en daarbij ook de langste van de vier. Mijn lichaam voelde niet 100% aan maar de kwetsuren aan mijn elleboog en heup leken mee te vallen. De rit zou voor de eerste maal ook niet vlak beginnen. Hier en daar waren er al wat hoogtemeters voorzien vooraleer we richting de eerste echte beklimming zouden trekken.
Eenmaal de start werd gegeven besloot ik al snel om gewoon aan te klampen. Na één of twee keer vooraan te proberen geraken in het peloton, besefte ik dat er niet veel fut in mijn lichaam zat. Maar vooral mentaal begon ik aan een lijdensweg. Door het slechte gevoel in mijn lichaam begon ik te denken aan afstappen. Ik sleurde er me door heen maar ik was mentaal hard voor mezelf. Stoppen leek een betere optie.
Ik bengelde gans de tijd achteraan het peloton en trok een pijnlijke grimas op mijn gelaat. Ook mijn fietsstijl moest er aan geloven en ik begon lelijk heen en weer te bewegen op mijn fiets, om het contact met het peloton niet te verliezen. Af en toe passeerde er een ploegmaat en vroeg ze of alles in orde was. Het enige dat ik nog kon uitbrengen was: ‘Nee, ik voel me echt slecht…’
Op een gegeven moment besloot ik naar de volgwagen te gaan. ‘Ik weet niet hoe lang ik dit nog vol hou!’ riep ik mijn ploegleider toe. Maar met enkele bemoedigende woorden zocht ik opnieuw de staart van het peloton op. Ik begon de kilometers naar de klim af te tellen en verplichtte mezelf op z’n minst de klim naar boven te rijden.
Maar vlak voor de voet van de klim gebeurde opnieuw het scenario van de eerste rit. Terwijl ik gefocust het wiel van mijn voorgangster probeerde te houden, zag ik in een flits plots het peloton als een mierennest in elkaar haken. Ik kon niet anders dan mijn remmen helemaal dicht smijten en kwam net als in de films op een haar na stil te staan vlak voor de hoop getroffen rensters.
Door de adrenaline wou ik zo snel mogelijk weer opnieuw vertrekken, maar ik merkte dat mijn achterwiel vast zat. Door mijn forse rem actie, was mijn achterrem scheef te komen staan tegen mijn wiel. Ik plaatste hem terug recht en vervolgde mijn weg opnieuw. Het peloton was weg en mijn lichaam voelde nog steeds niet 100% aan. Veel zin had doorzetten dus niet meer.
Na een kilometer of twee hoorde ik plots een tube leeglopen. Ik keek eerst rond me heen maar besefte dan dat de winnaar van de lekke band mezelf was. Mijn volgwagen was me al lang gepasseerd, dus ik stapte rustig af en keek achterom in de hoop nog een volgwagen met goede wil tegen te komen. En die kwam er sneller dan gedacht: de wagen van het Belgische team stopte en gaf me een wiel, een duw en opnieuw de laatste portie motivatie die ik nodig had.
Vreemd genoeg kreeg ik na die lekke band een boost. Mijn lichaam leek er door te komen en mentaal leek ik opnieuw de wil te hebben gevonden om uit te rijden. Ik zag een bord naast de kant met nog 50 kilometer te gaan op en besloot solo alles op alles te zetten om nog binnen tijd aan te komen. Uiteindelijk kwam ik binnen op 19 minuten van de winnares. Ik had dan niet gewonnen, geen mooie uitslag gereden of geen sterke wedstrijd gereden, ik had wél de strijd met mezelf gewonnen: de mentale en fysieke strijd met een lichaam dat constant ‘stop’ zei.
Rit 4
De vierde rit was een rit te veel voor mijn nog herstellende lichaam. De start was meteen bergop en tegen alle verwachtingen in besloot het peloton ook meteen om met de gas vol open te vertrekken. Mijn lichaam was op en ik staakte dan ook na één lokale ronde van 40 kilometer de strijd. Mijn periode in Spanje zat er op, het was tijd voor rust.
Ondanks de mindere afloop kan ik toch met een tevreden gevoel terugkijken op mijn stage én wedstrijd. Ik voel me als renster weer een stapje sterker dan vorig jaar en kijk met volle goesting uit naar de start van mijn Belgisch seizoen.
Foto’s: Paul Hinninck, CV Ciclista