#2020 – Mijn eerste wereldkampioenschap

Ik zit in de auto op weg naar huis. Ik heb net een loodzware week achter de rug. Tour De l’Ardèche was precies wat ik er van verwacht had: zwaar maar grensverleggend. Dit rondje was perfect om mijn conditie, die door mijn zware val gekelderd was, terug op te krikken.

Plots gaat mijn telefoon. Ik kijk naar het schermpje en zie de naam van onze bondscoach, Ludwig Willems, verschijnen. Ik slik. Mijn ronde was niet slecht, maar zeker niet super. Ik voel de bui al hangen. Ik neem op en bereid me mentaal voor op het waarschijnlijk negatieve nieuws dat me te wachten staat.

Maar aan de andere kant van de lijn wordt iets helemaal anders meegedeeld: “Het is om te zeggen dat je mee mag naar het WK.” Ik slik nogmaals, staar verdwaasd voor mij uit en probeer te begrijpen wat er zonet tegen mij gezegd is. 1001 gedachten schieten als pingpongballen door mijn hoofd. Ik analyseer elk woord uit de net uitgesproken zin en probeer er zeker van te zijn dat ik het niet verkeerd begrepen heb.

Ondertussen zijn er al zeker vijf seconden van stilte verstreken. Ik moét nu wel iets zeggen. Maar het enige dat ik er uit gepiept krijg is een stille “echt?”. Ludwig antwoordt bevestigend. De 1001 pingpongballen blijven op een razend tempo door mijn hoofd schieten. Ik probeer mijn enthousiasme te bedwingen, mijn ongeloof te overtuigen dat het écht is en zelfs enkele tranen te onderdrukken. Allerlei soorten emoties spoken door mijn hoofd.

Ik mag naar het wereldkampioenschap!

Ik bedank Ludwig voor het verrassend positieve telefoontje en probeer het nieuws van zonet een plaats te geven in mijn nog steeds op hol geslagen hoofd. Hét wereldkampioenschap. Nog nooit heb ik dat mooie zachtblauwe truitje met tricolore band gedragen. Ik kan het gewoon niet geloven. Het liefst zou ik het raampje van de auto omlaag laten schuiven en het uitschreeuwen. Maar ik hou me gedeisd. Een gevoel van euforie overheerst. Alsof ik net het wereldkampioenschap al gewonnen heb.

Dat het euforisch gevoel zo groot is, is makkelijk te verklaren. Ik kom van ver, heel ver. Toen ik begon met wielrennen, had ik nooit, maar dan ook echt nooit, gedacht dat ik ooit op een wereldkampioenschap zou staan. Het was een droom, maar ik heb altijd gedacht dat het bij een droom zou blijven.

Twee weken later stap ik op de vlieger richting Bologna. Mijn buik kriebelt alsof ik in een razendsnelle rollercoaster zit. Ik zit vol nieuwsgierige spanning. Als een kind in een snoepwinkel geniet ik van elke dag. Ik steel met mijn ogen en kijk vol bewondering naar elk detail. Zo word ik helemaal enthousiast vanbinnen bij het eerste maal zien van het bord ‘Imola’. “Het is écht!” moet ik steeds tegen mezelf zeggen.

Imola

WK IMOLA 26/09/2020

De ochtend van de wedstrijd bevestigen mijn zenuwen dat het menens is. Ik krijg met moeite twee pannenkoeken binnen en besluit dan maar alles op de maaltijd drie uur voor de start te zetten.

Een twee uur voor de start rijden we door de magische poorten van het circuit van Imola. Hier gaat het gebeuren. Hier ga ik straks voor de eerste maal in mijn leven van start in een wereldkampioenschap. Onze wagen stopt voor box vijf, de box die normaal wordt gebruikt door Ferrari. Ik warm me op op de rollen en maak me dan volledig klaar voor de wedstrijd. Voor de honderdste maar laatste keer, doe ik nog snel een stressplasje. Nadien verlaat ik de grote garagebox richting circuit.

box5

Om op het circuit te geraken, moet ik door een tunnel van witte tentjes, met elk zijn cameraman en journalist. Ik word tegengehouden door onze persman en mag voor de Sporza-microfoon plaatsnemen. Maarten Vangramberen, die enkele jaren geleden nog mijn mentor was voor mijn eindwerk in de Journalistiek, staat voor mij en stelt enkele vragen. Ik lach zenuwachtig door mijn antwoorden heen en pruts aan mijn mondmasker. De zenuwen gieren nu echt door mijn lijf.

Na het interview zet ik mijn weg verder op het circuit. De start- en aankomstboog kijkt me voor de eerste maal recht in de ogen. Ik fiets rustig richting de boog tot ik plots achter mij “Soixante-deux!” hoor. De stem wordt luider en herhaalt zich in verschillende talen: “Soixante-deux! SIXTY-TWO!” “Tweeënzestig? Ah, shit, dat ben ik!” Ik herken nu pas mijn rugnummer en draai mijn hoofd snel naar de man die in alle staten mijn rugnummer zit te roepen.

In mijn hoofd ga ik snel met een bang hartje na of ik al dan niet iets verkeerd aan het doen ben, maar ik kan me niets bedenken. “Your tracker is added in the wrong way!” Mijn hartslag neemt terug een duik. “Is het dat maar,” denk ik opgelucht. Ik klik het systeem omgedraaid opnieuw vast onder mijn zadel en trap me terug in gang.

rugnummers

Land per land wordt doormiddel van een appel aan de startlijn geroepen. Mijn ogen fonkelen bij het horen van ‘team Belgium!’ en ik sluit samen met mijn landgenoten aan bij de andere rensters. Er wordt afgeteld en in verschillende talen ’succes’ geroepen. Mijn wereldkampioenschap is van start gegaan.

Als neutrale start rijden we eerst een rondje op het circuit. Iedereen wil vooraan zitten en dat is niet onlogisch. De eerste steile klim volgt al snel en wordt voorafgegaan aan een technische afdaling. Ik ben licht nerveus en wil mijn plekje vooraan bemachtigen. In die eerste passage kan namelijk al heel veel gebeuren. Ik moet dus de knop omdraaien en mijn angst opzijzetten. Angst die nog steeds aanwezig is sinds mijn val in een afdaling een goede twee maanden geleden.

Dat ik niet de enige ben die nerveus is, merk ik al snel. Nog voor we het circuit verlaten, vindt de eerste valpartij plaats. Ik kan nipt de gevallen rensters ontwijken en probeer zo snel mogelijk terug in mijn klikkers naar de voorste gelederen te rijden. Er spookt maar één ding door mijn hoofd: “Ik moet én zal vooraan zitten.”

De technische afdaling komt al veel sneller dan gewenst, maar ik neem vrede met mijn plek in het midden van het peloton en probeer de afdaling zo goed en snel mogelijk te nemen. Bij het oprijden van de eerste klim lijkt het peloton nog niet te hard van stapel te lopen. Ik neem opgelucht adem en volg het tempo van het pak. Hoe traag je de klim ook op rijdt, het blijft zwaar aanvoelen.

Imola

Ik overleef de eerste klim vlekkeloos en ook de tweede nog steilere klim kan ik te baas. De eerste ronde heb ik overleefd. Als beloning juichen mijn vriend Stijn, zijn broer, moeder en neefje Aless me toe op een nog kort maar pittig bultje richting finish. Het doet enorm deugd om hen hier in Italië ook bij mijn zijde te hebben.

Ook de tweede ronde kan ik in het peloton overleven. Ik geniet van alle support langs de kant en herken hier en daar bekende gezichten. Alle Belgen en Nederlanders langs de kant roepen mij en mijn landgenoten vooruit. Toeters, bellen en muziek verdoezelen mijn ademhaling bergop.

In de derde ronde kom ik in de problemen. Door een zoveelste valpartij kom ik iets te ver achteraan te zitten. Net op dat moment zie ik Ellen Van Dijk het tempo op kop de hoogte in jagen en ik moet harken om het hoge tempo te volgen bergop. Ik kan overleven tot de eerstvolgende steile klim, maar dan verzuren mijn benen volledig en betaal ik de parkeermeter cash.

Ik kom op adem en probeer mijn eigen ritme te vinden. Geloven dat ik het wereldkampioenschap zal uitrijden doe ik op dit moment niet. Maar ik wil wel zo ver mogelijk geraken en besluit dus alles te blijven geven tot ze mij letterlijk verplichten de wedstrijd te verlaten.

Ik draai met een klein groepje het circuit op en pers er alles uit wat ik nog in de tank heb zitten. Als we hier nog niet al te veel tijd hebben verloren, zit de kans erin dat ze ons de voorlaatste ronde ook nog laten rijden. En dat laten ze ons inderdaad doen. Bij het passeren van de finishlijn wordt een bordje met ‘2’ de lucht in gehouden.

Ik focus op de volgende ronde en probeer de gang er zo goed mogelijk in te houden. Wie weet, als we deze ronde ook nog overleven, dan kan ik misschien gewoon het WK uitrijden! Ook al voel ik de energie beetje bij beetje uit mijn lichaam verdwijnen. Opnieuw kijk ik uit naar de passage bij mijn vriend en focus me dan op de laatste kilometers richting circuit. Zenuwachtig kijk ik richting finishboog, maar tot mijn grote opluchting en verbazing hoor ik de magische bel: nog één ronde te gaan!

circuit

Nog één lange ronde alles geven en genieten. Mijn automatische piloot blijft doorgaan, maar mijn benen kraken langs alle kanten op de laatste twee steile klimmen. Mijn beide bidons zijn ondertussen leeg, maar mijn dorstig brein meende zich in de voorgaande ronde ergens langs de kant iemand te zien staan hebben met een cola. Tussen het afzien door speur ik dus tussen het volk naar een hand met een blikje cola, maar op de eerste klim vang ik bot.

Tijdens de beklimming van de tweede en allerlaatste klim worden mijn ogen plots heel groot. Een supporter die al elke ronde ons in het Nederlands had aangemoedigd, staat links met een blikje Nalu te pronken. “Haleluja!” denk ik bij mezelf. Ik check van ver of het blikje nog gesloten is, en met een bevestigende knik, knik ik naar de man dat ik het blikje maar al te graag wil. Met mijn tanden open ik de Nalu en slurp ik de helft van het blikje in éénmaal binnen.

Ik blijf alles geven. Elke seconde kan tellen. Ik moet en zal dit WK uitrijden. Ondertussen zijn er al 3000 hoogtemeters verstreken en mijn benen happen naar rust. De top lijkt als maar verder en verder te liggen en ik probeer me in alle bochten te wringen om de laatste keer komaf te maken met dat steile ding. Eenmaal op de top probeer ik tussen het negeren van mijn vermoeidheid door op het televisiescherm te vernemen wie de regenboogtrui te pakken heeft.

Bij het binnenrijden van het circuit krijg ik kippenvel. “Ik ben gewoon binnen!” Volledig leeg bol ik over de streep. Ik heb misschien geen topresultaat behaald, maar voor mij was dit mentaal en fysiek een wedstrijd van onschatbare waarde. Op naar meer, sterker en beter!

Ik wil dan ook graag het nationale team bedanken voor de kans en de goede zorgen!

Imola

Lees ook...